Open Monumentendag 2003: Boerenbouw op Herengoed

Bij bovengenoemde, opnieuw zeer succesvolle, open monumentendag verscheen een begeleidend boekwerk dat veel cultuurhistorische informatie over Maarsbergen bevat, ditmaal met name over het agrarisch erfgoed. Een goede reden om het boekje hier op te nemen!

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Omslag:


Titelpagina:

Monumenten van het agrarisch bedrijf
in Maarsbergen


Boerenbouw
op Herengoed



David Vroon
Erik Somsen






CULTUURHISTORISCHE COMMISSIE MAARN-MAARSBERGEN NATUURLIJK


Bij de omslag:
Maarsbergen is vanouds een agrarisch dorp. Veel boerderijen hebben inmiddels een woonfunctie, maar de oude gebouwen vormen samen met hun erven en de nog goed zichtbare ontginningspatronen in het landschap een tastbare herinnering aan de lange agrarische ontwikkelingsgeschiedenis van Maarsbergen.

September 2003

Vormgeving: Pre Press Buro Booij, Maarsbergen/Huis ter Heide
Druk: Van Rossum's Drukkerij, Maarsbergen

@ Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Cultuurhistorische Commissie van de Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Inhoud

Woord vooraf

Routekaart

De agrarische geschiedenis van Maarsbergen

  1. Het ontstaan van het landschap
  2. De eerste bewoners: jagers
  3. De eerste boeren en nederzettingen
  4. De engen en kampen
  5. De Maarsbergse mark
  6. Boeren onder de proosdij
  7. Boeren onder patriciërs, ontginners en adel
  8. Boeren na de Tweede Wereldoorlog

Routebeschrijving

  1. De Weistaar
  2. De Grift en de Maarsbergse Meent
  3. Nieuw Altena
  4. De Grote Bloemheuvel
  5. De Koude Laan en de Heijgraaf
  6. De boerderij van Valkenheide
  7. De Kleine Valkeneng
  8. Het Blauwe Huis
  9. De Kom
  10. De Cruijvoort
  11. De Brink
  12. Bergveld
  13. Het Hof ter Heide
  14. Anderstein
  15. Schaapskooi bij de Meent
  16. Groot Rumelaar of Het Hoekje

Bronnen

  1. Literatuur
  2. Verantwoording foto's en overige afbeeldingen
  3. Overige informatie

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Woord vooraf

Maarsbergen is tot het midden van de twintigste eeuw een vrijwel volledige agrarische gemeenschap geweest. Eeuwenlang agrarisch gebruik heeft voor een groot deel het huidige landschap gevormd. Door allerlei oorzaken is de agrarische beroepsbevolking de laatste vijftig jaar, net als in de rest van Nederland, snel kleiner geworden. Het platteland verandert in een hoog tempo. De landbouw is niet langer de enige grondgebruiker. Er is ook ruimte nodig voor natuur, wonen, infrastructuur en recreatie en sport. In het Maarsbergse landschap zijn echter nog veel elementen te herkennen die herinneren aan het boerenverleden, zoals boerderijen, daglonershuisjes, bakhuizen, schaapskooien, hooibergen, houtwallen, waterlopen, etc. Gezamenlijk vormen deze cultuurhistorische elementen een landschap dat laat zien dat er al eeuwen in Maarsbergen mensen bestaan, geleefd en gewerkt hebben.

Het jaar 2003 is door een aantal landelijke organisaties uitgeroepen tot het "Jaar van de Boerderij" om aandacht te vragen voor het behoud van historische boerderijen en hun bijgebouwen. En niet voor niets, ook in Maarsbergen blijkt het behoud van historische boerderijen en hun bijgebouwen soms een moeilijke opgave. Een aantal monumenten verkeert in een matige tot deplorabele staat van onderhoud en is dringend aan restauratie toe. Reden genoeg voor de Cultuurhistorische commissie van de Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk om tijdens de Open Monumentendag de aandacht te vestigen op het belang van het behoud van historische boerderijen en erven.

Dankzij financiële ondersteuning van de gemeente Maarn en een aantal bedrijven is het mogelijk om deze dag te organiseren. Tevens spreken wij onze dank uit aan de eigenaren en de gebruikers van de monumentale panden voor de bereidwilligheid de gebouwen en de erven open te stellen op de Open Monumentendag. Tot slot een speciaal woord van dank aan het bestuur van de Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU) voor het beschikbaar stellen van de concept-teksten van Hans Lägers, Elisabeth Stades-Visscher en Karen Veenland-Heineman. Deze auteurs hebben een boek over de monumenten in de gemeente Maarn geschreven in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) van de provincie Utrecht. De presentatie van dit boek, een uitgave van de SPOU, zal op de Open Monumentendag van 2003 plaatsvinden. Wij kunnen het boekje iedereen die meer wil weten van de belangrijkste monumenten van de gemeente Maarn van harte aanbevelen.

Deze gids is voor u gemaakt als wegwijzer en herinnering. Allereerst treft u een plattegrond aan, waarop de route is weergegeven. Als leidraad voor uw ontdekkingstocht hebben de gebouwen en andere bezienswaardigheden een nummer gekregen. Door deze nummering kunt u zich gemakkelijk oriënteren en kunt u bij de gedetailleerde routebeschrijving uitgebreidere informatie opzoeken. Bovendien zijn in de opengestelde gebouwen tijdens de Open Monumentendag kleine tentoonstellingen ingericht die de moeite van het bekijken waard zijn.

Wij wensen u een fijne dag toe. Ongetwijfeld is de tijd te kort om alles te zien en te lezen. Komt u daarom gerust nog eens naar Maarsbergen!


Henk van den Beld
Voorzitter Cultuurhistorische Commissie Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk


Aat de Jonge
Waarnemend burgemeester Gemeente Maarn

Deelname aan de activiteiten van de Open Monumentendag is voor eigen risico van de deelnemers.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Routekaart:

[NB: Een klik op een geel nummertje op de kaart brengt u naar het betreffende hoofdstuk!]

Ga naar: Inhoud | Open Monumentendagen | Kaarten | Home


1. Het ontstaan van het landschap
Maarsbergen ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar de Gelderse Vallei. Ver voor de mens verscheen, werd het landschap in de loop van vele eeuwen gevormd in wisselende klimatologische omstandigheden door water, ijs en wind. Koude perioden werden door warmere afgewisseld. In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (200.000 - 120.000 jaar geleden), bereikte het landijs vanuit Scandinavië ook onze streken. Het ijs drong de dalen van de grote rivieren binnen. De grofzandige en kleiige rivierafzettingen werden door het kruipende ijs weggeperst en opgestuwd. Langs de randen van de ijslobben van de Eemvallei (later de Gelderse Vallei) ontstonden langgerekte stuwwallen, de Utrechtse Heuvelrug in het westen en de stuwwal Ede-Wageningen in het oosten. Toen het ijs begon te smelten stroomde een groot deel van het smeltwater over de laagste plaatsen van de stuwwal. Op sommige plaatsen werd de stuwwal zo sterk aangetast, dat brede openingen ontstonden, zoals de Darthuizerpoort, ten noordwesten van Leersum.

Figuur I. De Utrechtse Heuvelrug met op de voorgrond de
Gelderse Vallei (gezien vanaf de Rumelaarseweg).

Hierna werd het klimaat warmer gedurende het Eemien (120.000 - 80.000 jaar geleden). Het hele gebied raakte begroeid met bossen, eerst met naaldbomen en berken, en gedurende warmere perioden met eik, iep, linde, haagbeuk en hazelaar. Daarnaast was er een stijging van de zee waardoor de Gelderse Vallei onderliep en veranderde in de Eemzee. In deze Eemzee werd in die periode klei en zand afgezet.

Daarna werd het opnieuw kouder tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 80.000 - 10.000 jaar geleden). Het landijs bereikte Nederland echter niet. Er heerste een toendraklimaat. Bij hevige stormen werd veel zand verplaatst en dit werd als een golvende deken dekzand over oudere afzettingen gelegd. Dit zanddek varieert in dikte van één meter bij de overgang naar de stuwwal tot circa vijf meter in het hart van de Gelderse Vallei. Tijdens het laatste deel van het Weichselien werd het minder koud. Door de toenemende vochtigheid begon op laag gelegen plaatsen veengroei. Later volgden weer perioden waarin opnieuw dekzand werd afgezet door noordwestelijke winden.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur II. Vuursteen was het staal van
de steentijd; er werden tal van werktui-
gen van gemaakt. De kleine microlieten
(1) werden gemonteerd in pijlen en har-
poenen. Verder zijn er werktuigen te zien
voor het bewerken van been, huiden en
hout, zoals een steker(2), boortjes(3) en
krabbers(4). Ook maakte men zware
"zijkrabbers" en "kernbijltjes"(5).

2. De eerste bewoners: jagers
In de perioden van de ijstijden was het in ons land te koud voor bewoning door mensen. Pas met het warmer worden van het klimaat aan het einde van de laatste ijstijd zo'n tienduizend jaar geleden, verschenen er weer mensen in onze streken. Als eerste de rendierjagers die hun kudden volgden op de jaarlijkse trek. Op de hogere zandgronden van de Heuvelrug zijn sporen aangetroffen, waaronder enkele vuursteenconcentraties en een enkele brandplek, die duiden op hun tijdelijke winterkampementen. In de midden steentijd (8.000 tot 5.300 voor Chr.) veranderde het klimaat opnieuw. De toendra veranderde in een halfopen landschap van moerassen, venen en gemengde loofbossen. Het bos bestond eerst vooral uit berk en den. Later kwamen eik, linde, iep en es voor op de hogere gronden en els in de natte streken. De veenvorming in de Gelderse Vallei breidde zich verder uit. Ook de dierenwereld veranderde sterk. De rendieren werden opgevolgd door eland, oerrund, wild paard, everzwijn, edelhert, ree, allerlei pelsdieren, vogel- en vissoorten. Een ideaal gebied voor de oudste inwoners van deze streken, die aan de kost kwamen als jagers, vissers en verzamelaars van plantaardig voedsel. Vondsten van vuurstenen werktuigjes uit de midden steentijd zijn, behalve op de Heuvelrug ook aangetroffen in de Gelderse Vallei.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


3. De eerste boeren en nederzettingen
In de midden steentijd waren jacht en visvangst de belangrijkste bronnen van bestaan. In de nieuwe steentijd (5.300 tot 2.100 voor Chr.) schakelden de bewoners van deze streken geleidelijk over naar landbouw. Rondtrekkende jagers werden boeren die op een vaste plaats gingen wonen dichtbij de akkers en weidegronden. De overgang van het verzamelen van voedsel naar de productie van voedsel wordt gezien als één van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid. De gevolgen waren groot voor de leefwijze, maar ook voor het landschap.

Figuur IIIa De landschappelijke veranderingen vanaf de laatste ijstijd
tot ongeveer het jaar 1.000 na Chr. weergegeven in zeven strips. In de
onderste vier strips (circa 10.000 - 5.000 voor Chr.) gaat het om na-
lijke veranderingen, in de bovenste drie strips (5.000 voor Chr. tot
1.000 na Chr.) om de invloed van de boeren op hun omgeving.

De eerste landbouwers in de omgeving van Maarsbergen vestigden zich waarschijnlijk omstreeks vijfduizend jaar geleden op de meest gunstige plaatsen, zoals de hellingen van de Heuvelrug en de dekzandruggen in de laaggelegen Gelderse Vallei. Deze plaatsen gaven mogelijkheid om zowel akkers aan te leggen (droge gronden) als om het vee te kunnen weiden (nattere gronden). De eerste boeren behoorden vermoedelijk tot de inheemse Trechterbekercultuur, die van elders moesten uitwijken. Tegen het einde van de nieuwe steentijd komen nieuwe immigranten vanuit het oosten naar ons gebied. Ze behoorden tot de Standvoetbeker- en Klokbekercultuur. Ze hadden kennis gemaakt met de koperen bijlen die in de Donaulanden werden gegoten. Deze maakten ze na in steen: de strijdbijlen. Uit stuifmeelonderzoek is bekend dat ze flinke stukken bos kapten of afbrandden voor hun akkers en weidegrond. Op de akkers verbouwden ze graan. Wanneer de bodem uitgeput raakte, werd de akker verlaten en werd elders een nieuwe aangelegd. Een vorm van "zwerflandbouw" waarbij ook veeteelt werd bedreven, met als belangrijkste huisdieren: runderen, varkens en schapen.

Op sommige plaatsen op de flanken van de Heuvelrug ontstonden door overbeweiding en ontbossing stuifzandgebieden, zoals bij de Halm, de Haarweg en op Anderstein. Een belangrijk gevolg van de nieuwe leefwijze was, dat men zich vestigde op één plek. Bij de nieuw aangelegde akkers ontstonden vaste nederzettingen, bestaande uit houten boerderijen. Sporen van deze eerste bewoning zijn aangetroffen in het gebied ten zuiden van de Buurtsteeg. De boerderijen waren gemaakt van vergankelijke materialen, zoals hout, wilgentenen (vlechtwerk), stro en riet. In de zomer trokken de boeren naar speciale weidegebieden die soms ver verwijderd lagen van de nederzetting.

Figuur IIIc. Zo hebben de celtic fields
bij Maarsbergen er mogelijk uitgezien.
In de IJzertijd kwamen celtic fields
overal op de Nederlandse zandgronden
voor als complexen van tientallen vier-
kante akkers. De nederzettingen lagen
in de akkers. Grafheuvels van vorige
generaties werden vaak in de akkers
opgenomen.

Beter dan de nederzettingen en boerderijen van de eerste boeren zijn hun grafmonumenten bekend, de grafheuvels. In Maarsbergen kunnen deze onder andere worden aangetroffen bij het Maarnse heitje aan de Buurtsteeg. Deze grafheuvelgroep behoorde waarschijnlijk bij een nederzetting die hier ten oosten van lag. De doden werden begraven in grafheuvels, aarden heuvels die over het graf van een dode werden geworpen. In de meeste gevallen werd rond de voet van een grafheuvel een greppel gegraven. Uit een grafheuvel bij de camping op de Halm werd een standvoetbeker en een strijdbijl opgegraven. En uit de onderzochte grafheuvel aan de Maarnse Grindweg kwam een Veluwse klokbeker en een aantal stenen polsbeschermers te voorschijn. De polsbeschermer werd bij het boogschieten op de linkerpols gebonden.

In de bronstijd (2.100 - 700 voor Chr.) veranderde het landschap op de Utrechtse Heuvelrug ingrijpend door menselijk toedoen. Grote delen van de vanouds uitgestrekte bossen maakten plaats voor heidevelden. In de midden bronstijd was ieder stukje land op de hoger gelegen zandgronden dat zich daarvoor leende in cultuur gebracht. In meerdere grafheuvels langs de Buurtsteeg zijn karakteristieke voorwerpen uit de bronstijd gevonden: bronzen voorwerpen en (scherven van) grote potten van grof en dikwandig aardewerk. Hun doden werden bijgezet in grafheuvels die in voorgaande perioden waren opgeworpen en verder werden opgehoogd met heideplaggen. Aan het einde van de bronstijd werd het de gewoonte om de doden te cremeren en bij te zetten onder een laag heuveltje, meestal in een urn van aardewerk. Zo'n heuveltje was ook vaak omgeven door een greppel. Soms werden honderden van dergelijke graven gegroepeerd tot grotere grafvelden, de zogenaamde urnenvelden. Op de Maarnse hei langs de Buurtsteeg is een dergelijk urnenveld gevonden in de nabijheid van een aantal grafheuvels.

Figuur IIIe. Op deze tekening is goed te zien dat een boer-
derij uit de IJzertijd bestond uit een groot rieten dak dat
rustte op een skelet van in de grond ingegraven palen. De
lage wanden werden winddicht gemaakt door leem te strij-
ken op een ondergrond van vlechtwerk. In het voorste deel
huisden mensen en in het achterste deel het vee.

Tijdens de ijzertijd, van circa 700 voor Chr. tot aan het begin van onze jaartelling, nam de bevolking sterk toe en werd de landbouw op de flanken van de Heuvelrug intensiever. Er ontstonden grotere complexen van kleine vierkante akkertjes, gescheiden door lage walletjes, de zogenaamde celtic fields. Restanten van deze prehistorische akkercomplexen zijn onder meer in het Leersumse Veld aangetroffen. Het is zeker niet uitgesloten dat dergelijke akkers ook hebben gelegen bij de nederzetting aan de Buurtsteeg. Ten gevolge van het intensievere grondgebruik nam de druk op het bos nog meer toe waardoor het meer en meer plaats maakte voor heide. Rondom het begin van de jaartelling kwam het gebied ten zuiden van de Rijn onder de invloedsfeer van het Romeinse Rijk. De grens van dat rijk, de zogenaamde Limes, lag in onze streek langs de Rijn en de Kromme Rijn. Maarsbergen lag net ten noorden van deze grens en veel weten wij dan ook niet van de bewoners af.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


4. De engen en kampen
Na de val van het Romeinse Rijk en de periode van de volksverhuizingen kwam ons land binnen de invloedsfeer van de Frankische koningen te liggen. De grootste uitbreiding kreeg het Frankische rijk omstreeks 800 onder Karel de Grote. In onze streek waren er op de noodoostflank van de Heuvelrug ook in die tijd kleine, volledig op zelfvoorziening gerichte, agrarische nederzettingen, onder andere bij Ginkel, Maarsbergen en Maarn. Het agrarische systeem was gebaseerd op een gemengd bedrijf, dat wil zeggen met hogere, drogere gronden voor akkers en lager gelegen, meer vochtige terreinen, voor de weilanden. Na 1000 kwam het accent sterk te liggen op akkerbouw en groeiden deze nederzettingen uit tot zogenaamde "engdorpen". De akkercomplexen, waar de akkers van verschillende boeren bijeen lagen, werden in Utrecht "engen" genoemd. De engen werden regelmatig bemest met heideplaggen die vermengd werden met schapenmest. Door de eeuwenlange bemesting vond ophoging van de grond plaats. Dergelijke sterk opgehoogde bouwlanden heten in bodemkundige termen "enkeerdgronden". Een uitgestrekt complex met opgehoogde bouwlanden ontstond langs de Buurtsteeg in de Meersbergse Buurt, waar ook de eerste boeren in onze streken hun nederzetting hadden. De boerderijen lagen ongeveer op de acht meter hoogtelijn (boven NAP). De onverkavelde weidegronden lagen voornamelijk in het vochtige gebied van de Vallei, ten noorden van het huidige dorp Maarsbergen.

Figuur IV Rumelaar is waarschijnlijk één van de oudste
erven in Maarsbergen. De naam komt voor het eerst voor
in 1242, maar de eerste ontginningen ter plaatse zijn nog
ouder. De huidige boerderij dateert volgens de gevelankers
uit 1810.

Tegelijkertijd vond in het noordelijk deel van Maarsbergen, in de Gelderse Vallei, een andere ontwikkeling plaats. Het gebied was voor het jaar 1000, enkele dekzandruggen uitgezonderd, nauwelijks bewoond. Voor de rest was het een vochtig terrein met tamelijk dichte bossen, dat onderdeel was van een groot "foreest", het Westerwoud. Vanaf het jaar 1000 is een begin gemaakt met de ontginning van dit woud. Het natuurlijke landschap was niet geschikt voor de aanleg van grote akkercomplexen, door een te sterke afwisseling in reliëf en bodemgesteldheid. Hier ontstonden geen dorpskernen, maar vonden ontginningen individueel (per boerenbedrijf) plaats. De oudste ontginningen in het Westerwoud vonden plaats op de hogere delen van het terrein. Op deze dekzandruggen werden de eerste akkers in de vorm van omheinde, onregelmatige "kampen" aangelegd. De "kamp" was de akker die behoorde tot een boerderij. Deze werd omgeven door een houtwal. De boerderijen werden op de hellingen van deze ruggen gebouwd. De erven kwamen tussen de hoger gelegen akkers en de lagere gronden, die als wei- en hooiland werden gebruikt, te liggen. Dit is nu in het landschap ten noorden van Maarsbergen nog goed te zien. De naamgeving van de oudste boerderijen werd bepaald door de natuurlijke omstandigheden in de tijd van de eerste kolonisten. Voorbeelden van dergelijke toponiemen zijn -horst (hoogte in moerassige omgeving, bijvoorbeeld Meijenhorst), -voort of -voorde (doorwaadbare plaats, bijvoorbeeld Haksvoort). Ook het toponiem "laar" (een open plek in een bos, die vrij intensief door de mens werd gebruikt, bijvoorbeeld Rumelaar) komt veel voor in het kampen landschap van de Gelderse Vallei. De aanleg van kampontginningen vond plaats in de 11e en 12e eeuw. Daarna werden in de Gelderse Vallei, vaak aansluitend op de kampenontginning, kavelstroken in het broekland aangelegd. Hierdoor kon dit vochtige terrein als weidegrond in gebruik worden genomen.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


5. De Maarsbergse mark
In de vroege middeleeuwen was het gebied rondom Maarsbergen uiterst dun bevolkt. Door de bevolkingsgroei en uitbreiding van de bouwlanden nam de druk op de woeste gronden toe. Dit noodzaakte de bewoners van de streek tot striktere regels voor het gezamenlijke gebruiksrecht van de "gemene" (gezamenlijke) gronden. Daarom ontstonden in de twaalfde eeuw zogenaamde maalschappen met markenverhoudingen, of kortweg "marken". De "mark of marke", dat oorspronkelijk grens betekende, omvatte alle gemeenschappelijk gebruikte gronden (inclusief de woeste gronden) die tot een dorp behoorden.

Figuur V. De Maarsbergse mark bestond voor een groot
deel uit heide. De Heuvelrug was voor de grootschalige
bosaanplant aan het einde van de negentiende eeuw vrij-
wel kaal. De heide werd vooral gebruikt om de vrucht-
baarheid van de akkers van de boeren te verhogen. Scha-
pen waren hierbij onmisbaar

Door de mark als burenorganisatie werd bepaald wie tot het gezamenlijke gebruik waren gerechtigd en aan welke regels gebruiksgerechtigden zich dienden te houden. Niet elke ingezetene mocht voortaan zomaar gebruik maken van "gemene gronden". Het gebruiksrecht werd verdeeld in gebruiksaandelen of "waardelen". Vooral de keuters en dagloners die een eigen bedrijf wilden starten, waren de dupe van de mark. Zij konden geen gebruiksrechten op de gemene gronden doen gelden, waardoor zij ook nooit aan voldoende plaggen en mest konden komen om een volwaardig boerenbedrijf op te bouwen. De woeste gronden waren noodzakelijk om met name de mestvoorziening van de gewaardeelde hoeven te waarborgen. Niet alleen graasde er het vee, de heidevelden werden ook gebruikt om er plaggen te steken. De humusrijke plaggen werden vermengd met mest uit de potstallen en daarna op het schrale bouwland gebracht. Om een hectare bouwland voldoende te kunnen bemesten, moest een boer beschikken over 15 tot 20 hectare woeste grond.
De Maarsbergse mark bestond uit de heide, de meent en het veen. De heide lag onder andere op de hogere, drogere, delen van de helling van de Heuvelrug en werd gebruikt om de schapen te weiden, heide te maaien en plaggen te steken. De meent lag tussen de Meersbergse Buurt en de dekzandruggen in de Gelderse Vallei. In dit lage terrein lagen de drassige gronden die als gemeenschappelijk wei- en hooiland werden gebruikt. In de natste gedeelten (het veen) werd bovendien turf gestoken. De boeren van de gewaardeelde hofsteden mochten "tot een dagwerk" turf steken. Handhaving van de regels was ook in die tijd al moeilijk. De boeren binnen de Maarsbergse mark klaagden dikwijls dat er door inwoners van Woudenberg en Leersum veelvuldig werd geplagd en heide gehaald (karrenvrachten vol zelfs) en dat zij ook hun schapen op de heide dreven en er bijenkorven plaatsten. Dit was soms aanleiding tot vechtpartijen en processen.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


6. Boeren onder de proosdij
In 1134 was Maarsbergen in het bezit van een zekere ridder Folcoldus van Berne. In dat jaar schonk deze Folcoldus al zijn bezittingen, waaronder ook behoorde "Merseberch cum omnibus" ofwel "Maarsbergen met alle gebruiksrechten" aan de Norbertijner Abdij van Berne (gelegen bij Heusden in Noord-Brabant). Er werd een uithof of kloosterboerderij gebouwd op de plaats van het huidige kasteel Maarsbergen. Dit was een zogenaamde proosdij, waar de proost, een priester van de abdij, pastoraal werk verrichtte, bedrijfsleider was over het eigen landbouwbedrijf en rentmeester van de overige goederen, waaronder verpachte hoeven en landbouwgronden. De proosdij Maarsbergen was voor de Abdij van Berne in de eerste plaats een bron van inkomsten voor het levensonderhoud van haar bewoners.

Figuur VI. De kaart van Justus van Broeckhuijsen met de 19 pachthoeven
uit 1716. Deze geeft een goed beeld van het agrarisch grondgebruik in
Maarsbergen, zoals dat al in de middeleeuwen was ontstaan en tot in de
negentiende eeuw nauwelijks veranderde.
[Zie ook de
vergroting]

De invloed van de proosdij voor de agrarische ontwikkeling van Maarsbergen is groot geweest. Toen de Norbertijnen hun opwachting maakten in deze streek waren er maar enkele boerderijen. Het gebied bestond deels uit arme droge zandgronden op de Heuvelrug en drassige en natte gronden in de Vallei. De ontwatering was slecht, zodat nieuwe boerderijen alleen konden worden gesticht als het waterbeheer in overleg met naburige grondeigenaren sterk zou worden verbeterd. Hierin hebben de Norbertijnen een rol gespeeld, onder andere met de aanleg van de Heijgraaf, die werd gegraven vanuit het Zwarte Water (het gebied ter hoogte van het huidige landgoed Het Kombos en ten oosten daarvan) langs de voet van de Heuvelrug naar Woudenberg. Waarschijnlijk hebben de Norbertijnen in eerste instantie zelf geprobeerd het gebied verder te ontginnen, maar door gebrek aan menskracht werd de grond in pacht uitgegeven aan boeren. Het aantal pachthoeven is in de eerste eeuwen onder de proosdij snel gestegen. Maar al gauw konden er geen pachthoeven meer bij. De overgebleven woeste grond in de mark Maarsbergen was nodig voor de bedrijfsvoering van de bestaande hoeven (plaggen steken, schapencultuur voor de mest) of was dusdanig slecht ontwaterd dat er geen landbouw kon plaatsvinden. Pas toen de Grift door de Maarsbergse Meent werd gegraven, in het midden van de zestiende eeuw, konden er enkele nieuwe boerderijen worden gebouwd in dat gebied. De Woudenbergse Grift was echter geen project van de Norbertijnen, maar werd aangelegd door de Antwerpse industrieel, Gilbert van Schoonebeke, ten behoeve van het turftransport uit de Gelderse Vallei, via de Eem naar de Zuiderzee. Omstreeks 1600 behoorden tot de abdijgoederen van Maarsbergen 19 pachthoeven. Deze staan vermeld op de kaart van Justus van Broeckhuijsen uit 1716.

In het archief van de abdij is een aantal oude pachtovereenkomsten bewaard gebleven dat dateert uit de tijd rond 1550. Als regel kregen de pachters het land voor zes jaar in pacht. De grootte van de boerderijen was nogal verschillend. De pachtsommen varieerden tussen de 15 en 80 gulden per jaar. De pachters waren niet steeds stipt op tijd met het betalen van de pacht. In de 15e en 16e eeuw werden de Maarsbergse boeren regelmatig door onheil getroffen. Een aantal malen werden de boerderijen verbrand en verwoest door oorlogsgeweld of geplunderd door rondzwervende soldaten. Ook hadden ze regelmatig te lijden onder misoogsten. In sommige jaren hadden de boeren het zo slecht dat de proosdij aalmoezen moest uitdelen. Door de opkomende reformatie komt de invloed van de Abdij van Berne aan het einde van de 16e eeuw onder druk te staan. Het duurde nog tot 1648 voordat een definitief einde komt aan de proosdij en de invloed van de Norbertijnen in deze streek. In dat jaar, na het einde van de Tachtigjarige Oorlog, werden de proosdijbezittingen in beslag genomen door de Staten van Holland.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur VIla. Samuel de Marez
(1629-1691).

7. Boeren onder patriciërs, ontginners en adel
In 1656 komt de voormalige proosdij in particuliere handen. De zeer rijke koopman Samuel de Marez kocht Maarsbergen van de Staten van Holland. Het landgoed was een belegging en diende tevens als buitenverblijf. Bovendien moest het landgoed hem de status geven die bij zijn rijkdom paste. De Marez verbouwde het proosdijhuis tot een schitterend landhuis en liet een groots park aanleggen in Hollands-classicistische stijl, met een lengte van ruim 2 kilometer en een breedte van 450 meter. Deze historische hoofdstructuur is nog altijd in grote lijnen en deels in detail aanwezig en te zien in het landschap.

De eenvoudige boeren uit die tijd zullen ongetwijfeld met verbazing hebben gekeken naar deze aanleg, die in schril contrast stond met de moeilijke omstandigheden waarin zij in die tijd moesten leven. Want omstreeks 1660 daalden de graanprijzen en kort daarop ook de prijzen van andere producten. Deze prijsdaling duurde tot ongeveer 1750. Aan de kostenkant vormden pachtprijzen en de Ionen van het personeel (knechten en meiden) een groot probleem omdat deze hoog bleven. Hierdoor stonden de inkomens van de boeren onder grote druk. Bovendien eiste de veepest verschillende malen haar tol in de 18e eeuw. Deze "agrarische depressie" strekte zich uit over heel Europa.

Figuur Vllc. Jhr. Mr. Karel Antoni
Godin de Beaufort (1850-1921).

Ook in Maarsbergen was de situatie moeilijk. De zandgronden leverden niet veel op (kunstmest was er nog niet) en toch moest vrijwel iedereen daarvan leven, want de gehele bevolking (ongeveer 100 mensen) leefde in die tijd direct van de landbouw. De boeren in deze streken probeerden zich aan te passen aan de ontstane situatie, maar eenvoudig was dat niet. Een aanpassing was bijvoorbeeld de tabaksteelt. Het centrum van de arbeidsintensieve tabaksteelt lag rondom Amersfoort en Amerongen, maar ook in Maarsbergen is in de 18e eeuw op bescheiden schaal tabak geteeld. Er zijn echter geen tabaksschuren uit die tijd bewaard gebleven.
De boerenbedrijven waren in die tijd echte gezinsbedrijven. Vaak was er ook inwonend personeel (knecht en/of meid). De productie van de boerderij was in de eerste plaats gericht op zelfvoorziening en slechts voor een klein deel op de markt gericht (om de pacht en het loon te kunnen betalen). De nadruk lag op de verbouw van graan. Het vee - de schapen en runderen - werden voornamelijk om de mest en minder om het vlees, de melk en de wol gehouden. Boer zijn was een zeer risicovol beroep: de oogst kon mislukken, het vee kon ziek worden. Er zijn legio voorbeelden bekend van pachters die de huur/pacht niet meer konden opbrengen en deze dienden, na verkoop van de hele boedel, vaak van de boerderij te vertrekken. Soms mochten ze nog wel verder boeren op de boerderij, maar dan was de gehele inventaris vervallen aan de kasteelheer. Soms stonden de boerderijen één of enkele jaren leeg omdat er geen pachter te vinden was die het risico durfde te nemen.

Halverwege de 18e eeuw kwam er een einde aan de recessie die rond 1660 begon. De landbouwprijzen trokken weer aan, hetgeen tot uiting kwam in de stichting van nieuwe boerderijen (o.a. de Kleine Valkeneng en het Blauwe Huis) en keuterijen (o.a. de Kleine Vossenplaats en Koudhoorn) op het Landgoed Maarsbergen. Het Landgoed Maarsbergen valt in de loop van de 18e eeuw uiteen door vererving en verkoop. Aan het begin van de negentiende eeuw worden kasteel Maarsbergen en een belangrijk deel van het vroegere landgoed (in delen) aangekocht door mr. J.A du Bois (1777-1848), advocaat bij het Hof van Holland. In de loop van de negentiende eeuw traden er weer duidelijke verbeteringen op in de economische situatie van de landbouw. De belangrijkste reden was de opleving van de export. De vraag naar luxere voedingsmiddelen als vlees, boter, kaas en nijverheidsgewassen (vlas) nam sterk toe. Ook de belangstelling voor de ontginning van woeste gronden nam toe, door de opkomst van de industrialisatie.

De boerderijen van het Landgoed Maarsbergen blijven onder de familie Du Bois (1804-1882) dan ook vrijwel allemaal in bedrijf. Naast de landbouw kreeg de bosbouw een plaats op het Landgoed Maarsbergen. Er was een toegenomen vraag naar eikenschors ten behoeve van de leerlooierijen. Met name in het centrale deel van het landgoed, rondom het kasteel, werd daarom veel heidegrond omgezet in eikenhakhout. Na het midden van de 1ge eeuw werd bovendien steeds meer naaldbos aangeplant, voornamelijk bestaande uit grove den. Onder de familie Du Bois werd een deel van de oude bouwlanden, vooral de droogste terreinen in het gebied bij de Maarnse Grindweg, bebost met grove dennen. Het grenen hout was met name geschikt voor de productie van stutpalen voor de mijnen (mijnhout). In 1882 krijgt Landgoed Maarsbergen een nieuwe eigenaar, jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort (1850-1921). Deze heeft een groot stempel gedrukt op de huidige verschijningsvorm van het landgoed. Twee zaken speelden een belangrijke rol: het opheffen van de Maarsbergse mark en de landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw.

In 1886 werd de gemeenschappelijke heidegrond verdeeld. Omdat Landgoed Maarsbergen een groot aantal deelgerechtigde hoeven bezat, verkreeg Godin de Beaufort het grootste deel van de woeste gronden. De heide was niet langer noodzakelijk als grondstof voor de bemesting door de komst van de kunstmest, dus de natte heidegrond werd ontgonnen tot landbouwgrond voor bestaande en nieuwe boerderijen en de droge heidegrond werd door Godin de Beaufort gebruikt voor bosbouw (ingeplant met grove den). Tegen het einde van de 19e eeuw raakte de landbouw opnieuw in een crisis, die met name de akkerbouw trof. Deze keer lag de oorzaak in het Amerikaanse graan dat Europa overspoelde. De gevolgen waren voor veel boerenbedrijven echter minder ernstig dan in voorgaande crises. In de periode voorafgaand aan deze crisis was er namelijk al een begin gemaakt met de omschakeling naar voornamelijk veeteelt. Met name de varkenshouderij maakte aan het einde van de negentiende eeuwen aan het begin van de twintigste eeuw een stormachtige ontwikkeling door. Er werden in die tijd ook veel varkensstallen gebouwd. Enkele exemplaren van het einde van de negentiende eeuw zijn bewaard gebleven zoals bij de Cruijvoort en de Kleine Valkeneng en uit begin 20e eeuw bij het Blauwe Huis, Valkenheide en het Hof ter Heide. Weer wat later verschenen op vrijwel alle bedrijven in Maarsbergen de karakteristieke houten kippenhokken (vanaf 1920, in gebruik tot ongeveer 1960). Enkele exemplaren, zoals bij de Brink en bij de Kleine Valkeneng zijn nog bewaard gebleven.

Figuur VIIe. Valkenheide is aan het begin van de twintig-
ste eeuw bewust in een heidegebied aangelegd. De grond
was goedkoop en de technische middelen (stoomploeg,
kunstmest) waren inmiddels aanwezig, zodat de ontginning
grootschalig kon worden aangepakt door de Nederland-
sche Heidemaatschappij.

Om de landbouwcrisis het hoofd te bieden, werd een groot aantal oude boerderijen aan het einde van de negentiende eeuwen begin twintigste eeuw herbouwd, gemoderniseerd of vergroot. Voorbeelden hiervan zijn er te over: Nieuw Altena (verplaatsing en nieuwbouw, 1886), de Griftheuvel (nieuwbouw, 1893), de Cruijvoort (modernisering en vergroting, 1889), het Hof ter Heide (nieuwbouw, 1905), het Blauwe Huis (modernisering en vergroting, 1906) en de Brink (herbouw, 1910). Van sommige boerderijen werd het bijbehorende bouwland ingeplant met bomen, zoals de Bovenplaats (gesloopt in de zestiger jaren van de vorige eeuw), Buurteinde (afgebrand in 1959 en vervangen door een woning) en de Grote Valkeneng (gesloopt in 1889). Niet alleen op het landgoed Maarsbergen werd aan het begin van de twintigste eeuw woeste grond ontgonnen voor de landbouw. Ook op Valkenheide had een grootschalige ontginning plaats, o.a. voor de stichting van een opleidingsboerderij.
Aan de noordzijde van de spoorlijn werd door C. S. van Beuningen, die in 1903 eigenaar was geworden van de boerderij" Anderstein", een groot deel van de heide ontgonnen tot bouw- en weiland. Hij stichtte op Anderstein een kaasboerderij, die later uitgroeide tot een belangrijke exporthandel. De boeren in Maarsbergen kwamen de landbouwcrisis vrij snel te boven. Allereerst vergrootten de boeren in antwoord op de stagnatie in de akkerbouw de veehouderij door meer koeien, en varkens en kippen te gaan houden. De geringe bedrijfsoppervlakte van de zandbedrijven was geen bezwaar, aangezien de intensieve veehouderij zich kenmerkte door een geringere grondgebondenheid. Het veevoer werd aangekocht in plaats van op de bedrijven zelf geproduceerd. Ook de melkveehouderij maakte in de zandgebieden een sterke ontwikkeling door. Begin 1900 trekken de prijzen voor landbouwproducten aan, waardoor een extra stimulans optreedt om te investeren in nieuwe bedrijfsgebouwen en de ontginning van landbouwgrond. In de dertiger jaren van de vorige eeuw dient een nieuwe economische crisis zich aan, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. De situatie was in 1945 voor de boerenstand weinig rooskleurig. Veel paarden en rijdend materieel waren gevorderd door de Duitsers en verdwenen, de kippen- en varkensstapel waren door een tekort aan veevoer sterk teruggelopen en door een gebrek aan kunstmest was de productiviteit van het bouw- en grasland verminderd.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


8. Boeren na de Tweede Wereldoorlog en in de toekomst
Al snel na de Tweede Wereldoorlog herstelde de economie zich. In de landbouw was sprake van een steeds verdergaande mechanisatie, toenemende productiviteit en schaalvergroting. Ook de structuur van de verkaveling en de ontwatering werd op ingrijpende wijze aangepast door de ruilverkaveling Heiligenbergerbeek, die in 1982 werd afgerond. De Nederlandse landbouw kreeg een vooraanstaande positie op de wereldmarkt. Voor een groot deel te danken aan de investeringen in onderzoek, onderwijs en voorlichting. De overheid heeft deze ontwikkelingen sterk gestimuleerd. Met de oprichting van de Europese Gemeenschap in 1958 en de totstandkoming van een gemeenschappelijk landbouwbeleid kreeg de landbouw een sterk internationaal karakter. In onze streken kreeg de veehouderij de overhand, zowel de grondgebonden melkveehouderij, als de intensieve veehouderij van met name varkens.

Figuur VIII. Van de vele boerderijen die Maarsbergen ken-
de, hebben slechts enkele nog een volledige functie als
boerenbedrijf. Hier het erf van de Brink.
[Opmerking: Sinds eind 2007 niet meer in bedrijf!]

De moderne landbouw kende echter ook een keerzijde, namelijk overproductie en milieuvervuiling. Maatregelen waren nodig om de nadelige gevolgen te beperken en deze werden afgedwongen door de overheid. Nieuwe investeringen op de boerenbedrijven waren nodig. Veel boeren konden of wilden deze investeringen niet opbrengen en besloten hun bedrijf te beëindigen. Een andere ontwikkeling van de naoorlogse jaren is dat de landbouw niet langer de enige grondgebruiker is op het platteland. De functie van het platteland is sterk veranderd. Burgers en stedelingen zoeken in de "groene ruimte" rust, ruimte en stilte en een mogelijkheid om er te recreëren, van de natuur en het landschap te genieten en er te gaan wonen. Een groot deel van de Maarsbergse boerderijen is inmiddels verbouwd tot woonboerderij. Er wordt ook veel ruimte gebruikt voor woningbouw, recreatieterreinen, natuur en infrastructuur. Het platteland is een multifunctionele consumptieruimte geworden, waar steeds minder plaats lijkt te zijn voor de landbouw. De individuele boer zal evenals de afgelopen eeuwen het geval is geweest, moeten blijven inspelen op de steeds veranderende situatie. Ook in de toekomst zal de boer een belangrijke rol blijven vervullen voor het instandhouden van een vitaal en aantrekkelijk platteland. Niet alleen als producent van voedsel en biologische grondstoffen, maar ook als beheerder van het landschap en de bijbehorende bebouwing.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Routebeschrijving

De route is met name geschikt voor fietsers en voert langs allerlei monumenten in Maarsbergen. Aandacht wordt besteed aan de historische boerderijen (gebouwd voor 1940) die Maarsbergen gelukkig nog steeds rijk is. Tijdens de Open Monumentendag van 2003 zal de route bewegwijzerd zijn. Bij een aantal objecten is een kleine postertentoonstelling ingericht. Tevens komt men tijdens de fietstocht langs een aantal niet opengestelde monumenten, dat echter ook alleen van de buitenkant meer dan de moeite waard is. De duur van de gehele fietstocht (incl. rondkijken) bedraagt ca. 2,5 uur. En nu gaan we op pad!

Figuur 1a. Het startpunt van
de route: de Weistaar.

De route start bij kaas-, museum- en partyboerderij De Weistaar aan de Rottegatsteeg, waar u eventueel uw auto kunt parkeren, een fiets kunt huren en koffie of thee kunt drinken. Tijdens de OMD 2003 zal hier het eerste exemplaar van het boek "Maarn, geschiedenis en architectuur" aan de burgemeester van Maarn worden aangeboden.

1. De Weistaar
Dichtbij de grens van Wouden berg en Maarsbergen ligt museum-, kaas- en partyboerderij De Weistaar. Van de oorspronkelijke boerderij is (vrijwel) niets meer over, maar toch is de Weistaar een bezoek meer dan waard.

Er is een museum en een kaasmakerij aanwezig. In het museum heeft de huidige eigenaar in de loop van de tijd een indrukwekkend assortiment nostalgische klederdrachten en gereedschappen (met name voor de kaasmakerij) verzameld. Deze zijn smaakvol en overzichtelijk tentoongesteld. De Weistaar is tevens een zuivelboerderij. Er wordt veel aandacht geschonken aan de bereiding van zuivelproducten zoals kaas, boter, karnemelk en yoghurt. Soms is er de mogelijkheid een demonstratie kaasmaken bij te wonen. Tijdens de Open Monumentendag 2003 is in de Weistaar een postertentoonstelling over de ontwikkelingsgeschiedenis van Maarsbergen.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


U verlaat de Weistaar en slaat linksaf de Rottegatsteeg in. Na enkele tientallen meters ziet u links van u een duidelijke verhoging in het landschap. Deze verhoging is een zogenaamde dekzandrug. De eerste bewoners/boeren in de Gelderse Vallei vestigden zich op of aan de rand van dergelijke dekzandruggen. In de eerste bocht van de weg liggen aan uw rechterhand de boerderijen Groot en Klein Haksvoort. Beide erven, die al kunnen dateren van vóór de12e eeuw, zijn nog altijd in bedrijf als boerenbedrijven. De gebouwen dateren echter uit de 19e een 20e eeuw. U steekt de Grift over en gaat linksaf de Griftdijk op. Gelijk aan uw rechterhand ligt boerderij het Rottegat. In 1959 is hier de oude boerderij, met een houten achterwand en gedeeltelijk houten zijgevels gesloopt en vervangen door een nieuwe boerderij. U bent hier midden in het gebied van de voormalige Maarsbergse Meent.

2. De Grift en de Maarsbergse Meent
In 1550 kreeg de Antwerpenaar Gilbert van Schoonbeke (1519-1556) een octrooi om veen in de Gelderse Vallei af te graven. Het vervoer van de gewonnen turf met wagens en karren was erg kostbaar. Turf was een volumineus product dat in verhouding tot zijn omvang slechts een geringe waarde vertegenwoordigde. Commerciële exploitatie van de venen was alleen mogelijk met goedkoop transport over water. Van Schoonbeke moest derhalve eerst een Grift graven om de turf langs Woudenberg en Amersfoort naar de Zuiderzee te vervoeren. Dit turfkanaal werd de zogenaamde Schonebekergrift, die bij Wouden berg (vanaf de Hinderdijk) aansloot op de oude Monniks- of Monnikewetering.

Figuur 2. De Schonebekergrift is halverwege de zestiende
eeuw door de Maarsbergse Meent gegraven voor het trans-
port van turf.

In Maarsbergen werd de Schonebekergrift dwars door de Maarsbergse Meent aangelegd. Dit natte gebied was voor die tijd het gemeenschappelijk hooi- en weiland van de hoeven die behoorden bij de proosdij van de Norbertijnen (later Kasteel Maarsbergen). De aanleg van de Grift leidde tot een betere afwatering van de natte gronden, waardoor de proost mogelijkheden zag om nieuwe boerderijen (o.a. het Rottegat) in het gebied te stichten en de overige meentgronden over de reeds bestaande Maarsbergse boerderijen te verdelen. Helaas voor de proost kwam na afloop van de concessieperiode in 1586 de Grift weer in een heel ander daglicht te staan. De concessie werd niet verlengd, waarbij mede een rol gespeeld zal hebben dat de venen al voor een groot deel vergraven waren. Als gevolg hiervan werd het onderhoud van de Grift aan het einde van de concessieperiode door de compagnie van Van Schoonbeke verwaarloosd. De Woudenbergers, in 1551 al tegen de aanleg van de Grift vanwege mogelijk toenemende wateroverlast, kregen in 1590 toestemming van de Staten van Utrecht om de afwateringssituatie van voor de aanleg van de Grift te mogen herstellen. De Grift werd op meerdere plaatsen afgedamd. Het gebied van de Maarsbergse Meent zal daardoor toch wel weer natter zijn geworden.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur 3a. Nieuw Altena ligt verscholen achter twee lei-
linden.

U vervolgt uw weg en passeert na ongeveer 100 meter aan uw linkerhand de boerderij Nieuw Altena. Tijdens de OMD 2003 wordt hier boerenijs verkocht.

3. Nieuw Altena
Nieuw Altena is net als alle andere boerderijen in Maarsbergen en omgeving, een zogenaamde hallehuis- of langhuisboerderij. Deze boerderijen hebben een vrijstaande gebintconstructie die het gebouw in drie beuken verdeelt. De middenbeuk is het grootst en wordt ook wel halle genoemd. In dit boerderijtype worden woon-, stal-, en oogstopslagfuncties onder één dak gecombineerd. De woon- en werkruimtes zijn gescheiden door een brandmuur. De hoge middenbeuk aan de achterzijde van het huis (de deel) deed dienst als dorsvloer en de oogstopslag vond plaats op de zolder boven de gebintbalken. De oogst kon naar binnen worden gebracht door de grote deeldeuren of door het oogstluik daarboven. In de zijbeuken aan weerszijden van de deel bevonden zich de stallen, waar het vee met de koppen naar de deel toe stond gekeerd. Nieuw Altena ligt haaks op de Griftdijk achter twee monumentale leilindes. De boerderij heeft een zadeldak met overstek. Het rietgedekte dak heeft langs de topgevel aan de voorzijde een fraaie windveer. De symmetrisch ingedeelde voorgevel is van schoon metselwerk, de achter- en zijgevels zijn voorzien van een pleisterlaag. De vensters dragen nog luiken in de kleuren van landgoed Maarsbergen, hoewel de boerderij sinds het laatste kwart van de twintigste eeuw daartoe niet meer behoort.

Nieuw Altena is in 1886 gebouwd ter vervanging van boerderij Groot Altena. Deze oude boerderij lag net ten zuiden van de spoorlijn. Jhr. mr. Karel Antoni Godin de Beaufort, de toenmalige eigenaar van Kasteel Maarsbergen, vond dat Groot Altena niet meer aan de eisen van die tijd voldeed en gaf opdracht de boerderij te herbouwen aan de Griftdijk. Het pachtersgezin Gijsbert Legemaat (1839-1912) en Adriana Haverkamp (1844-1887), die sinds 1883 op de oude boerderij boerden, verhuisden naar hun nieuwe boerderij aan de andere (noord)zijde van het spoor. Het nieuwe boerenbedrijf was ruim 18 ha groot, terwijl het oude bedrijf slechts 9 ha grond had. De oude boerderij is rond 1886 gesloopt. Volgens overlevering zijn materialen van de oude boerderij verwerkt in de nieuwe boerderij. Het zou dan met name om hergebruik van de stenen gaan (binnenmuren). Mogelijk is ook één van de twee schouwen in de boerderij betegeld met tegels uit de oude boerderij.
De ensemblewaarde van de boerderij met het omliggende erf (twee monumentale lei linden) en bijgebouwen (wagenloods, hooiberg, kippenschuur) is hoog. Het is aangewezen als rijksmonument. De boerderij is nog altijd in bedrijf. Sinds enkele jaren wordt er op Nieuw Altena boeren ijs gemaakt van dagverse melk (en andere natuurlijke grondstoffen) dat het proeven meer dan waard is.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Na 300 meter gaat u rechtsaf. Even later ligt aan uw linkerhand Meijenhorst. Ook deze boerderij is weer gelegen aan de rand van een dekzandrug. Het boerenerf is eeuwenoud, maar de huidige gebouwen dateren uit de twintigste eeuw. Meijenhorst is tegenwoordig een camping. Vervolgens gaan we rechtsaf de Haarweg op richting de dorpskern van Maarsbergen. Aan uw rechterhand ziet u duidelijk de dekzandrug waarop boerderij Meijenhorst is gelegen. De bebouwing langs de Haarweg is van recente datum. Vijftig jaar geleden was de Haarweg een zandweg door het bos. Bij de verkeerslichten in het dorp gaat u linksaf richting Leersum. Gelijk aan uw linkerzijde ligt de Nederlands-Hervormde kerk en aan de overzijde de Grote Bloemheuvel. In de kerk, die gebouwd is in 1883/1884, is tijdens de OMD een expositie ingericht over de Maarsbergse dorpskern en de Grote Bloemheuvel.

4. De Grote Bloemheuvel
De Grote Bloemheuvel is het oudste pand in de dorpskern van Maarsbergen. Het gebouw verkeert in een deplorabele toestand. De Grote Bloemheuvel behoorde, net als de Kleine Bloemheuvel, vroeger tot het Landgoed Maarsbergen. In 1717 werd de Bloemheuvel voor het eerst genoemd, maar mogelijk is de boerderij nog ouder. Vanwege de ligging, aan de doorgaande weg van Leersum naar Woudenberg/Amersfoort, ontwikkelde de Grote Bloemheuvel zich net als de Kleine Bloemheuvel (het huidige Motel Maarsbergen) tot herberg/ café en later ook nog tot waag van varkens.

Figuur 4. De Grote Bloemheuvel in betere tijden: een gezel-
lig en fraai stationskoffiehuis in plaats van een bouwval.

Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond. Voor boerderijen in de omgeving van Maarsbergen is dat vrij uniek. De afwijkende vorm heeft te maken met de tweede functie van het pand, namelijk die van café. Het café was de plaats van samenkomst voor de Maarsbergers. De rentmeesters van Kasteel Maarsbergen lieten de pacht en de tiend betalen in de Grote Bloemheuvel. Ook werden er enkele malen per jaar hout- en boedelverkopingen georganiseerd. Bij dit soort gelegenheden dronken de pachters en de rentmeester graag een borreltje. Toen Maarsbergen in 1845 een station kreeg, werd de Grote Bloemheuvel, zeker na de verbouwing in 1889 in opdracht van jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort, een stationskoffiehuis. Op dat moment is de uitbouw van het voorhuis ontstaan. De oude boerderij is bij de verbouwing van 1889 zeker gedeeltelijk bewaard gebleven en is nog steeds (zichtbaar) verscholen in het huidige pand. In de zijgevel bevindt zich het wapen van Maarsbergen.
De muren van het in slechte staat verkerende stalgedeelte, staan nog maar gedeeltelijk overeind. Het pand heeft, op initiatief van de Cultuurhistorische commissie van de Vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk, in 2002 de status van Rijksmonument gekregen. De gemeente Maarn voert al enige tijd overleg met de huidige eigenaar over het herstel van het pand en de ontwikkeling van het omliggende terrein. Voor het aanzicht van de dorpskern van Maarsbergen (in combinatie met de kerk en de school) is een restauratie van de Grote Bloemheuvel van groot belang.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur 5a. Keuterij Koudhoorn
(afgebroken rond 1976).

U vervolgt uw weg richting Leersum en passeert (aan uw linkerhand, naast de kerk) de voormalige pastorie. U gaat de spoorlijn over en passeert aan uw linkerhand de Kleine Bloemheuvel (Motel Maarsbergen). Het voorhuis dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw. U gaat onder de A-12 door en vervolgens linksaf de Parallelweg op (richting Overberg/Veenendaal). Na 300 meter ligt, schuin tegenover de loodsen van Rijkswaterstaat, aan uw rechterhand, de voormalige eendenkooi De Kom. Na 250 meter kunt u op de OMD rechtsaf het onverharde pad op (de Koude Laan genaamd). Aan uw rechterhand ligt de Heijgraaf. Wanneer u de fietstocht na de OMD onderneemt, kunt u beter doorfietsen en de eerste weg rechts nemen (Scherpenzeelseweg) omdat de Koude Laan vaak geblokkeerd is door veehekken.

Figuur 5a. De Koude Laan.

5. De Koude Laan en de Heijgraaf
De Koude Laan dateert uit de tweede helft van de achttiende eeuw, toen het moerassige gebied rondom de buiten gebruik geraakte eendenkooi werd ontgonnen tot landbouwgrond. Het was tot de aanleg van de snelweg een vrij belangrijke verbindingsweg (met spoorwegovergang) voor de boeren naar het noordelijk deel van Maarsbergen. Op de plaats van het huis aan het begin van de laan, aan uw linkerhand, lag vroeger de keuterij Koudhoorn. Twee oude leilinden herinneren daar nog aan. Naast de Koude Laan ligt de Heijgraaf. Dit nu onbeduidende slootje is de eerste poging om het gebied ten oosten van de eendenkooi te ontwateren.

Waarschijnlijk heeft het graven van dit ontwateringskanaaltje al (gedeeltelijk) in de eerste helft van de twaalfde eeuw plaatsgevonden, in opdracht van de proost van Maarsbergen, die destijds geheel Maarsbergen in beheer had namens de Abdij van Berne. De Heijgraaf zorgde voor de afvoer van het overtollige water via Woudenberg en Geerestein in de Lunterse Beek. De afvoerhoeveelheden moesten echter in natte perioden door de Proosdij van Maarsbergen worden beperkt, omdat anders het lager gelegen Woudenberg grote wateroverlast kon krijgen. Vandaar dat een "schut" (sluisje) in de Heijgraaf was geplaatst, die in tijden van grote wateroverlast moest worden gesloten.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Bij het verlaten van de Koude Laan gaat u rechtsaf de Scherpenzeelseweg op. Aan uw rechterhand ligt de Koedam. Tot maart 2000 stond hier een daglonershuisje van Landgoed Maarsbergen, nu vervangen door nieuwbouw, enigszins in de oude stijl. Even later ligt aan uw linkerhand de boerderij van Valkenheide.

Figuur 6a. De boerderij van Valkenheide.

6. De boerderij van Valkenheide
In 1912 werd Valkenheide, een "Opvoedingsgesticht voor jongens vanwege de Nederlandsche Hervormde Kerk" officieel geopend door koningin-moeder Emma. Belangrijke redenen om het opvoedingsgesticht in Maarsbergen te vestigen waren de goedkope grond (heide) en de goede bereikbaarheid (station Maarsbergen aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem). De heidegrond werd ontgonnen door de Nededandsche Heidemaatschappij en in cultuur gebracht. Want tot de eerste gebouwen die op Valkenheide verrezen, behoort de boerderij aan de Scherpenzeelseweg.

De aanbesteding van de boerderij en een vrijstaande stal voor 60 varkens vond al plaats in 1911. De boerderij en bijgebouwen zijn een ontwerp van architect C. B. Posthumus Meyjes.
De bakstenen boerderij heeft een wat afwijkende bouw vergeleken met de andere boerderijen van Maarsbergen, vooral door de toepassing van geknikte zadeldaken. De boerderij zelf bestaat uit drie delen. Een voorhuis met daarachter een hoger stal- annex schuurgedeelte, waarvan de nokken van de met rode pannen gedekte, licht geknikte, zadeldaken haaks op de weg staan. De stalgevel is naar de straat gericht. Haaks hierop staat een lange, lagere, voormalige koestal onder een met rode pannen gedekt zadeldak. Dit is nieuwbouw uit 1962, die de oorspronkelijk kleinere stal verving. Het woonhuis was oorspronkelijk in tweeën gedeeld: een wat groter gedeelte voor de boer en een kleiner gedeelte voor de knecht. De in originele staat verkerende varkensschuur uit 1911 ligt schuin achter de boerderij, met de nok van het geknikte zadeldak evenwijdig aan de Scherpenzeelseweg. Oorspronkelijk werd op Valkenheide aan de jongens alleen les in het boeren- en tuindersvak gegeven, aangevuld met vrijwillige tekenlessen in de avonduren. Vandaar dat de in 1912 gebouwde boerderij een prominente rol had binnen het opvoedingsgesticht. Overigens niet alleen voor de lessen, maar natuurlijk ook voor de voedselvoorziening van de jongens.

Figuur 6c. De koeien van Valkenheid worden gemolken.

Er kwam al snel een ambachtsschool op het terrein, maar de boerderij bleef voor de opleiding in gebruik, omdat een aantal jongens zich geroepen bleef voelen tot het boeren- en tuindersbedrijf. Na de oorlog, als de grote uittocht van arbeiders uit de landbouw begint door grootschalige mechanisatie, wordt de boerderij alleen nog gebruikt als "therapie". Jongens die het echt verbruid hadden op school, moesten (met de handen) flink meehelpen op de boerderij. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw werkte dat niet meer en fungeerde de boerderij min of meer zelfstandig. Aan het einde van- de vorige eeuw is de boerderij door de stichting, die ook de jeugdhulpverleningsinstelling beheert, in erfpacht uitgegeven. Deze fungeert nu als paardenhouderij.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Na het gasstation (aan uw linkerhand) gaat u linksaf het terrein van Valkenheide op. Na 100-200 meter heeft u een mooi zicht op boerderij Valkenheide. U fietst terug en gaat linksaf de Scherpenzeelseweg op. Wanneer u de Woudenbergseweg heeft bereikt, gaat u rechtsaf richting Maarsbergen. In de eerste bocht ligt aan uw rechterhand de Kleine Valkeneng (niet opengesteld).

7. De KleineValkeneng
De Kleine Valkeneng is in de achttiende eeuw ontstaan. De vroegste vermelding dateert net als die van het oude Blauwe Huis uit 1753. De boerderij is niet meer in bedrijf. Ook de Kleine Valkeneng is een typisch hallehuis, met eikenhouten gebinten. Het dak met afgewolfde einden is met riet gedekt. In de wit gepleisterde voorgevel zitten vier vensters met luiken, twee grote in het midden en twee kleine aan de zijkant. Boven in de voorgevel zat vroeger een hooiluik, maar dat is in de vijftiger jaren van de vorige eeuw vervangen door het huidige zolderlicht. Tot de ruilverkaveling (Heiligenbergerbeek) in 1982 was afgerond, behoorde bij de boerderij negen hectare grond. Het was voor de Tweede Wereldoorlog een gemengd bedrijf net als de andere boerderijen in de omgeving. De veestapel bestond uit melkkoeien, varkens en kippen en er werden voornamelijk rogge en aardappelen verbouwd. Na 1945 werd de veestapel belangrijker en werd een steeds groter deel van het bouwland in weiland omgezet. Omdat de Kleine Valkeneng een klein boerenbedrijf was, is het slechts heel langzaam gemechaniseerd. Een tractor en melkmachine kwamen beduidend later dan bij de meeste andere boeren in de omgeving.

Figuur 7. De Kleine Valkeneng.

Ook de boerderij zelf is niet of nauwelijks gemoderniseerd en het interieur bevindt zich nog in de oude staat. Aan de indeling is de laatste 50 tot 100 jaar weinig gewijzigd. Zo zijn op de deel de paardenbox, de grupstallen en de afgetimmerde keten op de hilden nog aanwezig. Het voorhuis is in drieën gedeeld. In het midden bevindt zich de woonkamer en aan beide zijden bevinden zich slaapkamertjes. Links is ook de kelder en de opkamer aanwezig. In de woonkamer bevindt zich een mooie schouw, betegeld met "witjes". Boven de schouw is in het rookkanaal een rookkast aanwezig, waarin vroeger de worsten en de hammen werden gerookt. De rookkast is ruim: de hammen en worsten van twee varkens konden tegelijkertijd worden gerookt. Op de geut bevindt zich nog een oude koperen pomp.
In de varkensschuur achter het huis staan oude eiken spanten, die afkomstig zouden zijn uit de Grote Valkeneng. Deze hofstede (meer zuidwaarts richting Leersum gelegen) is in 1889 afgebroken. De zwarte houten schuur bij de boerderij was vroeger een schaapskooi. Nadat de schaapskooi buiten gebruik was geraakt zijn de schuine wanden rechtgetrokken. Daarna (vanaf circa 1920) werd de schaapskooi gebruikt als varkensschuur. Op het erf staat een oude linde. Links daarvan bevond zich nog tot halverwege de vorige eeuw de waskeet. In dit houten gebouwtje stond het fornuis waarin heet water werd gestookt, onder andere voor het doen van de was. De was keet verloor zijn functie na het verschijnen van de wasmachines en verdween van het erf. Verder bevinden zich nog diverse kleine opstallen op het erf (kippenschuur, eenvoudige melkstal en een hooiberg met zinken kap en betonnen roeden uit 1968).
Het erf van de Kleine Valkeneng ligt er dankzij de inzet van de bewoonster, mevrouw A. Westbroek-Appeldoorn, en de hulp van haar familie altijd netjes verzorgd bij. Dit geldt zeker voor de karakteristieke boerentuin voor het huis.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


U vervolgt uw weg en na 500 meter ligt aan uw rechterhand het Blauwe Huis. Op de deel van het Blauwe Huis is een postertentoonstelling over geschiedenis van deze boerderij en de nabijgelegen eendenkooi de Kom.

8. Het Blauwe Huis
Het Blauwe Huis ligt aan de rand van het Kombos. In het Kombos is een 16e eeuwse eendenkooi grotendeels bewaard gebleven. De boerderij is in 1849/1850 gebouwd ter vervanging van een omstreeks diezelfde tijd gesloopt huis met dezelfde naam. Dit oude Blauwe Huis lag 300 meter meer naar het noorden (langs de Kooisteeg) en dateerde uit de achttiende eeuw. Het werd gebouwd toen het moerassige Kombos is ontgonnen tot landbouwgrond. De plek, waar u straks op weg naar de eendenkooi langskomt, kan nu nog worden herkend door de aanwezigheid van twee zeer oude (lei)linden die voor dit huis hebben gestaan en een oude taxusboom.

Figuur 8a. Jan de Greef en zijn vrouw
Gerritje de Greef-Huigenbosch waren
pachters van het Blauwe Huis van
1901-1936. Tijdens hun verblijf
groeide het landbouwbedrijf sterk
(areaal en gebouwen).

De vroegste vermelding van het oude Blauwe Huis dateert van 1753. Het is kort daarvoor gebouwd voor Caspar Schults, schout/rentmeester van Landgoed Maarsbergen. Als de schout van Maarsbergen rond 1765 naar Amerongen verhuist, doet het oude Blauwe Huis nog even dienst als dubbele woning voor het personeel op het landgoed. Maar tegen het einde van de achttiende eeuw wordt het een boerderij met ruim zeven hectare bouw- en weiland. De huurders werden verplicht om drie stuks volwassen rundvee en een paard te houden.
Omstreeks het midden van de negentiende eeuw was het honderdjarige oude Blauwe Huis aan een grondige renovatie toe. De familie Du Bois, de toenmalige eigenaar van Landgoed Maarsbergen, heeft opdracht gegeven de oude boerderij te slopen en een nieuwe boerderij te bouwen aan de inmiddels verharde weg Maarsbergen-Leersum. De boerderij was daardoor veel gemakkelijker bereikbaar dan het oude Blauwe Huis gelegen aan de onverharde Kooisteeg in het natte kooibos.
Let u vooral op de symmetrische voorgevel waarin een geometrische baksteendecoratie van gele IJsselsteentjes is aangebracht. Het meest opvallend zijn de twee neoclassicistische elementen, zogenaamde pilasters (vierkante halfzuilen), gemetseld van ijsselsteentjes. Deze twee pilasters zijn met elkaar verbonden door een eveneens uitstekende band IJsselsteentjes. Boven het zolderlicht wordt deze band (weliswaar kleiner) herhaald. Net onder de top van de voorgevel is nog een driehoek (een soort fronton) van IJsselsteentjes gemetseld. Onder andere vanwege deze aparte voorgevel is het Blauwe Huis aangewezen als rijksmonument. Er is in Nederland maar één andere boerderij die vrijwel dezelfde voorgevel heeft en dat is de boerderij Kolland aan de Lekdijk nr. 3 te Amerongen, gebouwd in 1858. Een ander grappig element van het Blauwe Huis is de rond gemetselde schoorsteen, die op geen enkele andere boerderij in de streek wordt aangetroffen. Verder zijn de zijmuren van de boerderij opvallend laag (1.70 meter), zodat men vroeger altijd moest bukken als men naar binnen of naar buiten wilde.

Figuur 8b. Het Blauwe Huis.

In 1906 werd de achterzijde van de boerderij met zes meter verlengd, zodat de gehele lengte van het huis achttien meter werd. Dit is te zien aan de bakstenen die zijn gebruikt voor het voor- (kleinere stenen) en achterhuis (grotere stenen). Tijdens de verlenging werd waarschijnlijk de geut ommuurd, zodat de woonkeuken ontstond. Om licht te verkrijgen in deze keuken werd door de timmerman een fraai (grenen) schuifkozijn aangebracht in de zijgevel. Door ontginningen van de heide kon de oppervlakte van de bij de boerderij behorende landbouwgrond toenemen tot zeventien hectare, waardoor ook steeds meer vee kon worden gehouden. Omstreeks 1920 waren er 12 melkkoeien op het bedrijf.
Het Blauwe Huis is aan het einde van de zeventiger jaren van de vorige eeuw buiten gebruik geraakt als boerderij. In 1993 bevond het huis zich in een dermate deplorabele toestand dat het alleen met een grondige restauratie weer bewoonbaar was te maken. In opdracht van Gonda Laporte en David Vroon is het Blauwe Huis in 1993/94 gerestaureerd en in gebruik genomen als woonhuisboerderij. De wagenloods opzij van het huis is in 1997 afgebroken en in de oorspronkelijke vorm herbouwd, iets verder van de boerderij af. In 1999 is het asfalt van het erf verwijderd, de moestuin in ere hersteld en oud bestratingsmateriaal aangebracht. In 2000 is een nieuwe beukenhaag om het erf geplant.
Waarom de boerderij de naam "het Blauwe Huis" draagt, is niet helemaal duidelijk. Het meest waarschijnlijk is dat het oude Blauwe Huis opvallend blauw geschilderd was aan de buitenzijde en/of de binnenzijde in opdracht van de eerste bewoner, Caspar Schults, de schout van Maarsbergen. Blauw was een kleur van "stand", omdat de grondstoffen voor deze verfkleur duur waren. Met de kleur blauw kon de schout zich onderscheiden van het veel door de boeren gebruikte en goedkopere" ossenbloedrood".

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur 9a. De Kom.

Via de Kooisteeg kunt u, wandelend of fietsend, een bezoek brengen aan de voormalige eendenkooi De Kom. Tijdens de OMD is er bij de Kom een posterexpositie over de herstelwerkzaamheden aan de eendenkooi die de komende jaren zullen worden uitgevoerd.

9. De Kom
Over de geschiedenis van de oude eendenkooi is het één en ander bekend uit de archieven van de Abdij van Berne. De abt Koenraad van Malsen gaf het plassengebied waarin de eendenkooi destijds lag op 20 april 1535 in huur of in erfpacht aan een zekere Laurens Wolfswynckel en zijn echtgenote Jannetgen. Deze Laurens had daar op grote kosten en met veel moeite een eendenkooi aangelegd. De pachtprijs bestond uit 125 grote wilde eenden of drie talingen voor elke grote wilde eend. Deze moesten worden afgeleverd jaarlijks vóór vastenavond. Twee eeuwen later (eerste helft van de achttiende eeuw) is de eendenkooi in onbruik geraakt. Waarschijnlijk kan de ontginning van het Kombos als belangrijkste oorzaak van het buiten gebruik raken van de eendenkooi worden aangemerkt. Het gebied rondom de kooi werd veel minder nat, waardoor de aantrekkelijkheid voor watervogels afnam.

De eendenkooi of beter gezegd het restant daarvan (kooirelict) is echter nog steeds aanwezig. De twee noordelijke vangarmen zijn doorsneden door de Parallelweg. De twee zuidelijke vangarmen zijn nog redelijk intact en goed zichtbaar in het bos. Hoewel de eendenkooi waarschijnlijk al ruim 250 jaar niet meer in gebruik is, heeft de resterende plas nog steeds een grote waarde voor de omgeving. De cultuurhistorische waarde is in 1998 onderkend door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg: de eendenkooi maakt sindsdien deel uit van de beschermde historische buitenplaats Maarsbergen. Ook de waarde van de eendenkooi voor flora en fauna is groot. De afwisseling van water, bos en weilanden oefent een grote aantrekkingskracht uit op allerlei bijzondere planten en dieren.
In september 2003 zal een begin worden gemaakt met herstelwerkzaamheden aan de Kom. In samenwerking met het Waterschap Vallei en Eem en het Nationaal Park de Utrechtse Heuvelrug wil de eigenaar van Landgoed het Kombos waartoe de Kom behoort, de vangarmen en de plas uitdiepen zodat deze weer beter zichtbaar worden in het landschap. Dit zal ook voordelen hebben voor de flora en fauna (met name amfibieën) van de voormalige eendenkooi.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Figuur 10a. Detailopname van de
Cruijvoort (C) en de Brink (D)
op de kaart van Justus van Broeck-
huijsen uit 1716.

U keert terug naar het Blauwe Huis, steekt de Woudenbergseweg over en gaat de Maarnse Grindweg op. Tegenover Kasteel Maarsbergen (niet opengesteld), liggen de boerderijen De Cruijvoort en De Brink. Op de Cruijvoort is tijdens de OMD een expositie ingericht over deze boerderij en over het gemengde boerenbedrijf. Tevens is er op de OMD een aantal korte toneelvoorstellingen over de geschiedenis van het boerenleven van de tijd van de proosdij tot heden. In het bakhuis zijn demonstraties broodbakken.

10. De Cruijvoort
De Cruijvoort is een goed bewaard gebleven traditioneel boerderijcomplex van het gemengde bedrijf met bakhuis, varkenschuur, wagenloods en vierroedige hooiberg. Het boerderijcomplex is in 1998 aangewezen als rijksmonument en maakt bovendien onderdeel uit van de historische buitenplaats Maarsbergen.

Figuur 10b. De Cruijvoort rond 1910 met pachtersgezin
Van der Waerdt.

Op 24 juni 2000 heeft de Cruijvoort van de Boerderijenstichting Utrecht het predikaat "Boerderij van het jaar 2000" gekregen. Deze prijs is vooral een blijk van waardering voor de grote inzet van de huidige eigenaar, de familie Somsen, voor het behoud van de historische boerderij met bijgebouwen en erf. De Cruijvoort wordt voor het eerst genoemd in 1716. In 1889 gaf jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort opdracht om de boerderij ingrijpend te verbouwen. Onderdelen van de 17e eeuwse voorganger zijn nog aanwezig, waarover later meer. De Cruijvoort is tot 1982 als gemengd boerenbedrijf in gebruik geweest. De boerderij is daarna door de familie Somsen in de afgelopen twintig jaar gerestaureerd en verbouwd tot woonhuisboerderij.

De Cruijvoort is een hallehuisboerderij. onder een met grijze Hollandse pannen gedekt zadeldak met wolfseinden. De symmetrisch ingedeelde voorgevel wordt afgesloten door een decoratieve windveer en heeft boven de gepleisterde en geschilderde plint drie zesruits schuifvensters geflankeerd door twee kleinere vensters. Op de verdieping bevindt zich een klein draaivenster. De paneelluiken zijn geschilderd in de kleuren van Kasteel Maarsbergen. De achtergevel heeft nog de traditionele indeling met achterbaander (de grote deeldeuren), mestdeuren en zolderluik. In de boerderij bevindt zich een halfverdiepte tongewelfkelder. Ook bevindt zich in de boerderij een schouw met oven bogen uit een voorgaande bouwfase. Het is het enige voorbeeld op de Heuvelrug waar een inpandige bakoven is aangetroffen. De oven heeft tot het begin van de negentiende eeuw op deze plaats gezeten. Daarna is de bakoven naar buiten (het bakhuis) geplaatst. Rechts van de boerderij bevindt zich een bakhuis met een oude leilinde er voor. Het dateert uit het begin van de negentiende eeuw. Het bakhuis is een stenen gebouwtje, met pannen gedekt, bestaande uit één vertrek. Aan de achterzijde van het vertrek bevindt zich de bakoven. Dit is een lage, gewelfde en gemetselde ruimte, die afgesloten wordt met een ijzeren deurtje, ongeveer één meter boven de vloer. Aan de voorzijde van het vertrek zit een redelijk grote vensterpartij met daarboven een wenkbrauw waardoor het vertrek zijn licht ontvangt. Daarboven is nog een rond venster met daarboven een wenkbrauw.

Figuur 10d. Het erf van de Cruijvoort met bijgebouwen.

Tegen de achtergevel is een "gemak" (of plee) onder een lessenaarsdak aangebracht.
Zoals reeds eerder is vermeld, is de Cruijvoort in 1889 gedeeltelijk gesloopt en daarna weer opgebouwd. De zware eiken ankerbalkgebinten vormen de oudste onderdelen van de boerderij en dateren vermoedelijk nog uit de eerste helft van de zeventiende eeuw. Ook de brandmuur, schouw met ovenbogen, de halfverdiepte kelder en delen van de zijgevel zijn uit de oudste bouwfase. De huidige voor- en achtergevel kwamen tot stand bij een verbouwing aan het einde van de achttiende eeuw. In die tijd bevond zich in het midden van de voorgevel een deurpartij die in 1889 werd vervangen door een venster. Deze laatste verandering maakte deel uit van een ingrijpende verbouwing waarbij het oude dak volledig werd vervangen en een nieuwe grenen vloer en balklaag over de oude estriken (ongeglazuurde plavuizen) in de voorkamer kwam. Rond de Cruijvoort ligt een karakteristiek aangelegd boerenerf. Typerend voor het boerenerf is de verdeling in "voor" en "achter". Voor bevindt zich de hof met moestuin, siertuin en hoogstamboomgaard. De hof wordt omzoomd door een beukenhaag. In de boomgaard staan diverse appel- en perenbomen van oude rassen. Achter bevindt zich de werkruimte in de vorm van stalling, bergruimte, etc. De vierroedige hooiberg is recent gerestaureerd.
Over de naam Cruijvoort is het volgende bekend. Het tweede deel van de naam, voort, slaat op voorde (doorwaadbare plaats). Deze doorwaadbare plaats lag midden in het plassengebied waarin de Cruijvoort lag, voordat de ontwatering sterk werd verbeterd. Cruij of Cruy komt hoogstwaarschijnlijk van het middeleeuwse woord cruden (kruien). De vroegere betekenis van dit werkwoord was een handkar of duwkar voortduwen. Bij de Cruijvoort was voor de bouw van de boerderij (en misschien ook nog wel lange tijd daarna) een doorwaadbare plaats waar ook vervoer met een hand- of duwkar mogelijk was. Het is goed mogelijk dat de nabijgelegen Heerensteeg op deze doorwaadbare plaats is aangelegd.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Naast de Cruijvoort ligt de Brink. Deze boerderij is nog in bedrijf en niet opengesteld tijdens de OMD. Eind 2003 verschijnt een publicatie van de hand van Bob Laporte over de geschiedenis van deze boerderij. In het Blauwe Huis (Woudenbergseweg 42) is het mogelijk om deze in te zien. Er is een intekenlijst voor geïnteresseerden.

11. De Brink
De huidige boerderij De Brink stamt uit 1910, maar op deze plaats lag in ieder geval al in de zeventiende eeuw een boerderij. De boerderij behoort tot de beschermde historische buitenplaats Maarsbergen. De symmetrische voorgevel heeft zesruits schuifvensters met paneelluiken in de kleuren van Kasteel Maarsbergen (groen, met gele zandlopers op een rood veld waarvan de lijnen die elkaar snijden zijn versierd met een grote zwarte punt). Onder het meest rechtse venster bevindt zich een kelderlicht. Op de verdieping een klein vierruits schuifvenster. Op het erf bevinden zich diverse (moderne) opstallen en een eind jaren tachtig traditioneel gebouwde (eiken roeden), met riet gedekte hooiberg. Opvallend bij de Brink is de uitbouw aan het voorhuis, waardoor het de vorm van een krukhuis heeft. De kruk van deze boerderij bestaat uit een bakhuis, dat van kleinere stenen is gemetseld. Dit bakhuis is nog een restant van de oude boerderij en is bij de herbouw van de boerderij in 1910 aan het voorhuis vastgemaakt. Het is echter niet mogelijk om vanuit het voorhuis het bakhuis in te gaan. Het bakhuis heeft een eigen deur.

Figuur 11. De Brink: één van de weinige nog in bedrijf
zijnde boerderijen op het Landgoed Maarsbergen.

De bakhuizen van de Brink en de Cruijvoort dienden ook als "zomerwoning". Men verbleef in de zomermaanden zoveel mogelijk in en rondom het bakhuis. Dan werd het voorhuis van de boerderij niet vuil door het binnenlopende manvolk en dat scheelde de boerin veel werk. Hoe het in de dertiger jaren van de vorige eeuw in het bakhuis van de Brink was? Heel gezellig, vooral ook bij het koffiedrinken. Er viel altijd veel te vertellen over de dingen waar men mee bezig was en hoever het werk was gekomen. De mannen gingen bij het koffiedrinken altijd achterstevoren op de stoel zitten. Zij schonken de koffie uit het kopje met kleine beetjes op de schotel, zodat het sneller afkoelde. De koffie werd van de schotel geslurpt en als men het kopje leeg had en niet meer wilde, zette men het kopje omgekeerd op de schotel. Ook kwam men in het bakhuis samen een pijpje roken. De pijpjes waren van wortelnotenhout met een korte steel. Er werd in die tijd veel pijp gerookt en ook wel shag. Sigaretten en sigaren kwamen pas later in de mode. De jongens gingen kaarten als tijdsvermaak ("pandoeren" en "zwikken") of met een luchtbuks schieten. De Brink vormt vanouds het centrum van de boerderijen bij het kasteel (Meersbergse Buurt) en daar dankt de boerderij waarschijnlijk ook zijn naam aan. Een brink is namelijk in oorsprong een langgerekt grasveld midden in een(boeren)dorp. Het terrein was gemeenschappelijk bezit van de boeren. Het woord brink werd overigens niet alleen gebruikt als aanduiding voor een gemeenschappelijk stuk land, maar ook wel voor een particulier erf bij een boerderij.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Direct na de Brink gaat u rechtsaf de Buurtsteeg op, richting Maarn. Na 400 meter ligt aan uw linkerhand Boerderij Bergveld (niet opengesteld).

12. Bergveld
Bergveld behoort tot de oudste boerderijen op het landgoed Maarsbergen. De boerderij bestond waarschijnlijk al toen Samuel de Marez de voormalige proosdij Maarsbergen in 1656 kocht. Op de kaart van 1716 van Justus van Broeckhuijsen is Bergveld duidelijk ingetekend (letter F). De bakstenen die voor de voorgevel zijn gebruikt, zijn waarschijnlijk niet van al te beste kwaliteit (poreus). Daarom is de voorgevel gekalkt om de muur tegen doorslaand vocht te beschermen. Het huidige gebouw is moeilijk te dateren, maar op grond van de gebruikte bakstenen is het minimaal negentiende-eeuws, maar mogelijk zijn er onderdelen zeventiende- of achttiende-eeuws. De naam van de boerderij is in de loop van de negentiende eeuw veranderd in "de Kikvorsch".

Figuur 12. Bergveld of de Kikvorsch op een ansichtkaart uit
het midden van de twintigste eeuw.

In de witte voorgevel met geschilderde plint bevinden zich twee grote zesruits schuifvensters met links en rechts daarvan een kleiner zesruits venster. Alle vensters kunnen worden afgesloten met paneelluiken. Ook het zolderlicht heeft een luik. Het wolfdak is met riet gedekt. De achtergevel heeft een klassieke indeling van baanderdeuren en mestdeuren en hooiluik. Bij de laatste verbouwing in 1993/1994 zijn er echter wel vensters van gemaakt. Hoewel veel boerderijen in Maarsbergen lage zijmuren hebben, spannen die van de Kikvorsch de kroon. De hoogte was niet meer dan 1.30-1.40 meter. Toen de boerderij in 1993/1994 werd verbouwd, is de oostgevel verhoogd en het dak opgelicht.
De laatste boerenfamilie op de Kikvorsch was de familie Rijksen. Uit de laatste oorlogsdagen (1945) is het volgende verhaal bekend. De Duitsers vorderden in de buurt al het rijdend materieel voor troepentransport. Met dat doel kwamen ze op een zondag op Bergveld. Ze wilden dat boer Rijksen zijn paard en wagen inspande en hen met zijn paard en wagen naar Leersum bracht. Rijksen weigerde: het was de dag des Heren en op die dag mocht hij niet werken. De familie Rijksen wist echter al geruime tijd dat de paarden gevaar liepen om gevorderd te worden. Daarom had één van de zonen (Gerrit) zich met de twee beste paarden in het bos verstopt. Alleen een oud paard was op de boerderij gebleven. De Duitsers, die vergezeld waren door een Nederlandse SS-er, wisten dat er meer paarden moesten zijn. Zij dreigden vader Rijksen dood te schieten als de paarden met rijdend materieel niet binnen een uur naar het kruispunt van de Woudenbergseweg en de Maarnse Grindweg werden gebracht. Zijn jongste zoon Dirk (11 jaar) zag het grote dilemma. Het was weliswaar zondag, maar hij haalde snel de paarden uit het bos, spande ze in en bracht ze naar de Woudenbergseweg.
In 1993 verloor de boerderij zijn agrarische functie en is na een ingrijpende verbouwing door de familie Derksen nu in gebruik als woonhuisboerderij. De naam van de boerderij heeft betrekking op de oorspronkelijke ligging van de bouwlanden van deze boerderij. Deze lagen voor een belangrijk deel richting de Utrechtse Heuvelrug uitgestrekt.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Wanneer u verder over de Buurtsteeg fietst, treft u halverwege Maarsbergen en Maarn aan uw linkerhand een heideveldje aan. Dit is een overblijfsel van de uitgestrekte heidevelden die in de streek tot het begin van deze eeuw voorkwamen. Aan het einde van de vorige eeuw is het merendeel van de heide bebost, voornamelijk met naaldbos. Aan de westzijde van het heideveld en iets verderop naast de Maarnse Grindweg liggen twee zichtbare grafheuvels uit de jonge steentijd (5.300 - 2.100 voor Chr.). De cultuurhistorische waarde van dit gebied is enorm. Nergens in de gemeente Maarn is de prehistorie zo goed zichtbaar en "voorstelbaar" als hier. Direct na de heide gaat u rechtsaf een onverhard bospad in. Op de T-splitsing rechts aanhouden en uw weg vervolgen. Dichtbij rijksweg A-12 treft u boerderij Het Hof ter Heide aan (niet opengesteld).

13. Het Hof ter Heide
Het Hof ter Heide is een ontginningsboerderij uit het begin van de twintigste eeuw. Tot ver in de negentiende eeuw lag hier een uitgestrekt nat heidegebied dat tot de mark van Maarsbergen hoorde. Na de verdeling van de gemene gronden in 1886 werd jhr. mr. Karel Antoni Godin de Beaufort (eigenaar van Landgoed Maarsbergen) eigenaar van deze grond. Hij liet in 1903 een boerderij bouwen, maar deze werd tijdens een hevig onweer door blikseminslag getroffen en totaal verwoest. Hierbij zal zeker meegespeeld hebben dat deze boerderij destijds het hoogste punt was in het (gedeeltelijk ontgonnen) heideveld. De eigenaar gaf de moed niet op en in 1905 is het Hof ter Heide opnieuw opgebouwd voor ruim fl. 4200,-.

Figuur 13. Het Hof ter Heide.

De bakstenen langhuisboerderij heeft een rieten wolfsdak. Op de hoeken van voor- en zijgevels wordt een grijze plint naar boven als lisenen doorgezet. In de voorgevel vier vierruits schuifvensters met bovenlichten. Bij een recente verbouwing zijn voor deze vensters helaas voorzetramen aangebracht (voor de geluidwering van de A-12). De vensters zijn voorzien van paneelluiken in de kleuren van Landgoed Maarsbergen. Onder het rechtervenster bevindt zich een kelderlicht met diefijzers. In de topgevel is een vierruits schuifvenster dat aan de bovenzijde wordt omlijst door een bakstenen wenkbrauw. Op de voorgevel staat bovendien de naam en het stichtingsjaar: HET HOF TER HEIDE 1905. De zijgevels zijn witgepleisterd. In de zuidelijke zijgevel is de ingang. De bakstenen achtergevel heeft een traditionele indeling. In het midden is een getoogde dubbele staldeur, met daarboven een getoogd hooiluik. Links en rechts van de staldeur zijn halfronde vensters met roedenverdeling en getoogde mestdeuren.
Ondanks de geringe ouderdom is het Hof ter Heide cultuurhistorisch waardevol door de ligging in de ontginning (heidegebied) en de goed bewaard gebleven traditionele bouwstijl van de boerderij. Opvallend is dat de zijgevels beduidend hoger zijn dan van de oudere typen, zoals Bergveld, het Blauwe Huis en de Kleine Valkeneng. Hogere zijmuren werden vanaf het begin van de twintigste eeuw algemeen toegepast. De nieuwe boerderijen werden daardoor praktischer (meer berg- en woonruimte) dan de oudere typen.
Het Hof ter Heide is nog in bedrijf. De naam is eenvoudig te verklaren. Het gebied rond het Hof ter Heide was tot het begin van deze eeuw een heideveld. Het betrof een vochtig heidegebied (kwel) met voornamelijk dopheide. Deze heidegebieden werden veelal omgezet in weidegrond. De drogere heidegebieden met struikheide werden aan het einde van de negentiende eeuw omgezet in bossen.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


U fietst parallel aan de snelweg terug naar Maarsbergen. Aan het einde van de Hof ter Heideweg, gaat u linksaf richting Maarsbergen (voorzichtig bij het oversteken van de drukke provinciale weg!). U gaat onder de snelweg door, het spoor over en dan bij de verkeerslichten linksaf de Tuindorpweg op. Na ongeveer 400 meter gaat u rechtsaf de Andersteinweg in. Na 500 meter gaat u rechtsaf de toegangsweg van Landgoed Anderstein op, verhard met straatklinkers. Eerst passeren we rechts de villa en vervolgens links de voormalige boerderij, koetshuis en stallen.

14. Anderstein
Op het Landgoed Anderstein bevinden zich verschillende monumentale gebouwen, zoals onder andere de voormalige dwarshuisboerderij (Woudenbergseweg 13), een driebeukig stalgebouw (Woudenbergseweg 13a) en de villa met zwembad (Andersteinweg 2).
Tijdens deze Open Monumentendag staan historische boerderijen met hun bijgebouwen centraal. Vandaar dat de aandacht in dit boekje vooral uitgaat naar de voormalige dwarshuisboerderij en het vrijstaande stalgebouw. In het kort zal iets worden vermeld over de villa (rijksmonument) met zwembad.

Korte geschiedenis van het landgoed
Op het terrein van Anderstein lag vroeger de hofstede Uilegat, die tot het bezit van Proosdij/Kasteel Maarsbergen behoorde. Toen Landgoed Maarsbergen in 1717 werd verdeeld, kwam deze boerderij in handen van Anna Maria de Marez, de jongste dochter van het zeer rijke echtpaar Samuel de Marez en Margaretha Trip. Via de familie Van Rechteren werd uiteindelijk Hendrik Daniël Hooft, heer van Geerestein te Woudenberg, eigenaar. In zijn opdracht werd Uilegat omstreeks 1852 gesloopt en vervangen door een grotere, meer oostelijk gelegen boerderij aan de Woudenbergseweg, toen nog Maatwegh of Maatsteeg genoemd. Deze boerderij kreeg de naam Anderstein. Het complex omvatte een dwarshuisboerderij en drie bijgebouwen, waarvan er één waarschijnlijk als stal annex koetshuis fungeerde. Ontginning van de heidegronden op Anderstein werd door de familie Hooft reeds met succes aangepakt. Om de voedselarme heidegronden snel productief te krijgen, werden onder andere compost en beer van de stadsreiniging Amsterdam aangevoerd. In 1893 werd Anderstein verkocht aan de heer F. Insinger te Baarn. Tien jaar later werd het landgoed Anderstein, met een totale oppervlakte van 103 hectare verkocht aan Hendrik Adriaan van Beuningen, directeur van de Steenkolen Handels Vereniging. De zoon van Hendrik Adriaan, Coenraad Samuel, vestigde zich in Maarsbergen. Hij liet in 1914 een fraaie villa/landhuis op het landgoed bouwen. Coenraad Samuel heeft als landbouwer/econoom veel betekend voor de ontwikkeling van de gemeente Maarn. In 1909 richtte hij met W. H. de Beaufort te Woudenberg en de heer J. Douma, directeur van de roomboterfabriek "de Vooruitgang" te Woudenberg een spaar- en kredietbank op. Een fusie met de aankoopcommissie van de afdeling Woudenberg-Maarn van het Utrechts Genootschap voor landbouw en Kruidkunde, resulteerde in 1913 in de oprichting van de Coöperatieve Boerenleenbank en Handelsvereniging Woudenberg-Maarn. De handelsvereniging kon voor de aangesloten boeren kunstmest en zaaigoed tegen lagere kosten leveren omdat op grote schaal kon worden ingekocht. Van 1909 tot 1923 was Coenraad Samuel van Beuningen lid van de gemeenteraad en van 1923 tot 1927 was hij wethouder. Als grondeigenaar heeft hij veel nog onontgonnen grond op Anderstein omgezet in bouw- en weiland.
De rundvee- en varkenshouderij op Anderstein is door zijn zoon, H. A. van Beuningen, halverwege de twintigste eeuw aanzienlijk vergroot. De kaasmakerij groeide uit tot een belangrijke exporthandel. Het bijbehorende kaaspakhuis is gesloopt toen deze activiteit stopte. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw is op initiatief van F. W. H. en H. A. van Beuningen, zonen van het echtpaar Van Beuningen-Willink, op een deel van het terrein een negen holes golfbaan aangelegd, die in 1990 werd uitgebreid naar achttien holes. Op dit moment is een uitbreiding naar 27 holes in volle gang. Enkele jaren geleden is het oude koetshuis afgebroken. Dit is opnieuw, in historiserende stijl, opgetrokken. In het nieuwe "koetshuis" zijn nu kantoren gevestigd. Op landgoed Anderstein zijn de afgelopen jaren diverse natuurherstelprojecten uitgevoerd (onder andere het weer watervoerend maken van de Heijgraaf en de Maarnse beek).

Figuur 14a. Dwarshuisboerderij Anderstein.

Dwarshuisboerderij Anderstein
De boerderij dateert uit 1852 en is de vervanger van de gesloopte achttiendeof zelfs zeventiende-eeuwse hofstede Uilegat. De boerderij Anderstein heeft nu een woonfunctie. Het voorhuis heeft een hoogte van anderhalve bouwlaag en een met grijze muldenpannen gedekt schilddak. Aan de oostzijde is dwars op het achterhuis een schuur gebouwd (omstreeks 1900), waarvan de gevel aan de Woudenbergseweg is gelegen. Het schilddak heeft een groot overstek en is voorzien van een geprofileerde gootbetimmering die met een witte, decoratieve lijst is afgewerkt. De voorgevel heeft een wat naar voren springend middendeel waar op de begane grond de twee oorspronkelijke vierruitsvensters in 1955 zijn vervangen door twee grotere vensters met een ruit. Hierboven loopt een aaneengesloten grijze wenkbrauw. Links en rechts bevinden zich twee kleinere, niet originele eenruitsvensters. Op de verdieping zijn de twee originele vierruitsvensters bewaard gebleven. In het terugliggende linkergedeelte van de voorgevel bevindt zich een dubbelde deur. Tegen de rechterkant is in 1960 een serre gebouwd. Tegen de oostgevel van het voorhuis en de zuidgevel van de dwarsgeplaatste schuur is sprake van nieuwbouw (uit 1982). Zowel in de achtergevel van het voorhuis als de zijgevel van de stal zijn enige meerruitsvensters aangebracht die alle een ruitvormige roedenverdeling hebben. Het muurwerk is hier wit gepleisterd met een grijze plint. De ingang van de boerderij bevindt zich in een zijgevel van de stal. In de zijgevel van het stalgedeelte zijn verder drie halfrond gesloten mestdeuren en twee achtruitsvensters geplaatst. De achtergevel heeft om het midden dubbele deuren, waarin ruitvormige roedenvensters zijn geplaatst. Links en rechts bevinden zich kleine vensters, ook weer met ruitvormige roedenverdeling. In het deurkozijn zijn nieuwe glasdeuren met bovenlichten gezet. Ter plaatse van het hooiluik zijn vensters met een ruitvormige roedenverdeling aangebracht, die het verbouwde interieur van licht voorzien. De bakstenen schuur die aan de oostzijde tegen de stal is aangebouwd, heeft aan de noordgevel in het midden dubbele opgeklampte deuren. Er boven bevindt zich een dakhuis met wolfseind, bekroond met een piron. Dubbele paneeldeuren geven toegang tot de hooizolder. Op de begane grond bevinden zich verder een eenvoudig venster en een getoogde deur. Het linkergedeelte van de noordgevel gaat schuil achter een moderne, deels open loods. De oostgevel aan de straatzijde heeft op de begane grond links en rechts van het midden twee houten getoogde deuren. Deze worden geflankeerd door drie liggende getoogde achtruitsvensters. Op de verdieping bevindt zich in het midden een dubbel hooi luik, waar omheen drie ronde vensters zijn geplaatst.

Voormalig stalgebouw Anderstein
De vrijstaande, driebeukige voormalige koeien- en varkensstal dateert van 1905. Het gebouw is nu in gebruik als clubhuis van de Golfclub Anderstein. Het pand op rechthoekige plattegrond(bijna 50 meter lang en ruim 20 meter breed) heeft anderhalve bouwlaag onder drie parallelle, met grijze kruispannen gedekte, wolfsdaken. De nokken zijn op de uiteinden voorzien van pironnen.

    

Figuur 14b. Clubhuis Anderstein en detailopname van één van de ronde tegeltableaus.

De voorgevels van de noord- en zuidbeuk zijn identiek ingedeeld met twee gietijzeren rondboogvensters op de begane grond en een dubbel hooiluik in de topgevel, geflankeerd door kleine ronde vensters. De linker voorgevel heeft bovendien een kelderlicht met diefijzers. De gevel van de middelste beuk heeft op de begane grond een rond boogvormige inrijdeur met aan weerszijden een gietijzeren rondboogvenster. Het dubbele hooiluik wordt hier geflankeerd door ronde tegeltableaus met de afbeelding van een koe en een varken. De tegenoverliggende gevels aan de westzijde zijn verbouwd. In de topgevels is de indeling van hooiluiken en ronde vensters echter bewaard. De noordgevel is eveneens verbouwd. Onder een afdak langs de gehele gevel bevindt zich nu onder andere de ingang van het clubhuis. De zuidgevel heeft op de begane grond vijf staldeuren en tien vensters van verschillend formaat, die op onregelmatige afstand van elkaar zijn geplaatst. Twee identieke dakhuizen met wolfseind doorbreken de gootlijst. Zij zijn voorzien van een dubbel, getoogd hooiluik en worden bekroond met een piron.

Figuur 14c. De villa.

Villa Anderstein met zwembad
De villa (bouwjaar 1914) is een ontwerp van Jan Stuivinga, architect te Zeist. Hij heeft zijn werk met een steen gesigneerd in de noordgevel. Stuivinga had in het begin van de twintigste eeuw al naam gemaakt met de bouw van het raadhuis, het postkantoor en enkele grote villa's in Zeist. Het vrijstaande pand ligt iets verhoogd in een parklandschap met monumentale lanen en bomen. Het omliggende terrein is vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw als golfbaan in gebruik. Het tweebeukige huis heeft een rechthoekige plattegrond met daar op twee parallelle overstekende zadeldaken. Deze zijn gedekt met rode verbeterde Hollandse pannen. Behalve een begane grond telt het pand twee zolderverdiepingen onder de hoge kappen. Het pand bevindt zich nog vrijwel in oorspronkelijke staat en heeft de status van rijksmonument verkregen. Het voert te ver buiten het thema om de Villa Anderstein hier volledig te beschrijven.
Vermeldenswaard is verder dat in 1926 een betonnen zwembad met een badhuisje in de tuin is aangelegd. Aanleiding vormde het 12,5-jarig huwelijk van C. S. van Beuningen en J. van Heek. Het ontwerp is van S. van der Bijl. De betonnen bak van het zwembad meet ongeveer vijftien bij zes meter. Aan de korte noordzijde is een gebogen opstand aangebracht die is versierd met in cement geplaatste kiezelstenen. In het midden is een hardstenen plaat gemetseld met de volgende tekst:

TWALEF EN EEN HALVE JAREN
IS HET ONS STEEDS WEL GEVAREN
AL MISTEN WIJ DAARBIJ EEN BAD
DANKBAARHEID DEED DAAROM STIGHTEN
TEN GEBRUIK DER LIEVE WIGHTEN
DEZE KOM MET HEERLIJK NAT
24/4 1914 - 24/10 1926.

Trap en sprinkplank ontbreken momenteel. Het badhuisje bij het zwembad is helaas onlangs afgebroken.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


U gaat rechtsaf het zandpad op en vervolgt uw weg tot aan de Woudenbergseweg. U steekt de Woudenbergseweg over en gaat linksaf richting Woudenberg. Ter hoogte van het bord "einde bebouwde kom" heeft u zicht op de halfingestorte schaapskooi van Boerderij de Meent.

Figuur 15. Schaapskooi bij de Meent.

15. Schaapskooi bij de Meent
Ten zuiden van boerderij de Meent ligt in het weiland een bakstenen schaapskooi. De schaapskooi wordt in de oudste kadastrale informatie van 1832 al genoemd. Deze kooi heeft een traditionele rechthoekige plattegrond met driezijdige uitgebouwde kopgevels en is de laatste van dit type in Maarsbergen. Ruim honderd jaar geleden waren er nog enkele tientallen schaapskooien in Maarsbergen. Door het toepassen van kunstmest en de ontginning van de heidegronden was de schapenhouderij(voor de mest) vanaf het einde van de negentiende eeuw niet meer nodig in de agrarische bedrijfsvoering, waardoor ook de schaapskooien nutteloos werden. Bijna allemaal zijn ze nog enige tijd gebruikt als varkensschuur en daarna afgebroken. Het schilddak van de schaapskooi heeft een dakbedekking van grijze en rode Hollandse pannen op de zijvlakken en van riet op de kopse kanten. Aan de voorzijde is het dak opgelicht. De topgevel bestaat uit houten gepotdekselde planken, waarin een hooiluik is gezet. De schaapskooi is sinds 1998 rijksmonument, maar verkeert helaas in ruïneuze toestand.

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


U passeert de Griftdijk en de Grift en gaat dan na ongeveer 50 meter rechtsaf het fietspad op (richting Scherpenzeel). Aan het einde van het fietspad gaat u rechtsaf (Rumelaarseweg). Op de kruising gaat u rechtsaf (Rottegatsteeg). Aan uw rechterhand hand ligt de negentiende-eeuwse langhuisboerderij Groot Rumelaar met een monumentale vrijstaande schuur.

16. Het Hoekje of Groot Rumelaar
Deze boerderij staat bij oudere dorpsbewoners bekend als "het Hoekje", maar de oorspronkelijke naam van de deze boerderij is Groot Rumelaar of Maarsbergs Rumelaar. Rumelaar is één van de oudste erven in de Gelderse Vallei, gelegen aan de rand van een dekzandrug. De boerderij ligt net op het grondgebied van de Gemeente Maarn. De boerderij staat met de achtergevel naar de Rottegatsteeg. De muurankers in de voorgevel geven als bouwjaar 1810 aan. In de achtergevel is boven de baanderdeur een sluitsteen met het jaartal 1855 ingemetseld. Het muurwerk van de voorgevel, achtergevel en linker zijgevel duidt op wijzigingen in de loop van de tijd.

Figuur 16. De monumentale vrijstaande schuur die als
koestal in gebruik is.
[Opmerking: Helaas in februari 2007 afgebroken!]

Het metselwerk van de rechterzijgevel gaat schuil onder pleisterwerk. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de kern van de huidige boerderij uit 1810 stamt en dat er in 1855 een verbouwing heeft plaatsgevonden. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn wijzigingen aangebracht aan de vensters en de entree en is een dakkapel op het rechter dakvlak geplaatst. Het wolfsdak is met grijze pannen gedekt. De voorgevel telt boven een brede gepleisterde plint vier zesruits schuifvensters met luiken op de begane grond en twee schuifvensters in de topgevel. Onder het linker venster bevindt zich een kelderlicht voorzien van een luik. De entree is in de linker zijgevel gelegen. De achtergevel kent een traditionele indeling met baanderdeuren waarboven een hooiluiken een rond venster met roeden in de topgevel zijn geplaatst. Links en rechts van de deuren bevinden zich kleine halfronde vensters en getoogde mestdeuren. Vlieggaten voor duiven complementeren het gevelbeeld. Ten oosten van de boerderij bevindt zich een monumentale vrijstaande schuur, die - af te lezen aan het muurwerk - in verschillende fasen tot stand is gekomen. De schuur is als koestal in gebruik. Het muurwerk van de lange gevel, waar de mest- en baanderdeuren en de stalvensters zich bevinden, is hoger opgetrokken dan dat van de overige gevels. Het schilddak is met grijze Hollandse dakpannen gedekt. De kieren tussen de pannen zijn met strodokken opgestopt. Het interieur vertoont een asymmetrische ankerbalkconstructie. Vijf vrijstaande gebintstijlen op poeren en vijf in de gevel ingelaten gebintstijlen ondersteunen de kapconstructie.

U vervolgt uw weg over de Rottegatsteeg richting de Weistaar, het eindpunt/beginpunt van de route. Net voor de Weistaar ligt aan uw linkerhand nog Lammersdam, ook een oud boerenerf op een dekzandrug. De huidige boerderij dateert echter uit het begin van de twintigste eeuw.

Wij hopen dat deze fietsroute u heeft laten zien welke mooie monumenten van het agrarisch bedrijf Maarsbergen nu nog rijk is. Hoewel er veel verdwenen is, kan met het huidige bestand aan gebouwde (boerderijen en bijgebouwen) en ongebouwde (erven en landschap) monumenten nog steeds een voorstelling gemaakt worden van hoe onze voorouders in Maarsbergen gewoond, geleefd en gedacht hebben. Het beschermen van deze monumenten van het agrarisch bedrijf is dan ook meer dan de moeite waard!

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home


Bronnen

Gebruikte literatuur

Verantwoording foto's en overige afbeeldingen
De auteurs kregen een groot aantal foto's en ansichtkaarten aangeleverd. Zij zijn hiervoor de volgende personen en instanties zeer erkentelijk:

Tevens zijn enkele illustraties overgenomen uit:

Overige informatie
Zonder de hulp en informatie (schriftelijk/mondeling) van veel mensen had dit boekje nimmer tot stand kunnen komen. Hier willen wij speciaal noemen:

Ga naar: Inhoud | Routekaart | Open Monumentendagen | Home

© Cultuurhistorische Commissie Maarn - Maarsbergen 2007